Dat blijkt uit rechtbankstukken die het bedrijf heeft gedeponeerd bij een rechter in New York en waaruit persbureau Reuters gisteren citeerde.
De Amerikaanse oliemaatschappij heeft gevraagd om de juridische ingreep, vooruitlopend op de arbitragezaak die het bij de Wereldbank heeft aangespannen tegen Venezuela. In juni vorig jaar eigende de regering van de linkse president Hugo Chávez zich vier grote projecten in de zeer olierijke Orinoco-delta toe. Hij deed dit door PvDSA een meerderheidsbelang in de joint ventures voor oliewinning te geven, onder meer in het Cerro Negro-project, waarin Exxon deelnam.
De vier projecten omvatten samen naar schatting 235 miljard vaten olie, met een geschatte waarde van 33 miljard dollar. De semi-nationalisering is kenmerkend voor de toegenomen assertiviteit van olieproducerende landen, veroorzaakt door de hoge grondstoffenprijzen van de afgelopen jaren.
Westerse oliemaatschappijen zijn tot nu toe relatief terughoudend geweest met protesteren. Het Amerikaanse Chevron, het Britse BP, het Franse Total en het Noorse Statoil gingen alle akkoord met de door de Venezolaanse regering gestelde nieuwe voorwaarden. Alleen Exxon en Conoco Philips (eveneens Amerikaans) bereikten geen overeenstemming en stapten naar de arbitragecommissie van de Wereldbank.
Conoco Philips heeft echter geen poging ondernomen tegoeden van PdVSA te bevriezen. Het bedrijf „blijft praten over een minnelijke schikking”, aldus een woordvoerder vandaag tegenover zakenkrant The Wall Street Journal.