24 jul 2008

Verklaring van het MinCI (Ministerie van de Volksmacht voor Communicatie en Informatie van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela)

Hieronder de complete tekst van het bericht dat is verstuurd door het bureau van communicatie naar aanleiding van de foutieve informatie over het bezoek van president Chávez aan Rusland.

BERICHT
Heden hebben wij met onrust de informatievervalsing over het succesvolle bezoek van de president van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela, Hugo Chávez, aan Rusland waargenomen. ’s Ochtends al verscheen er een verkeerd nieuwsbericht waarin stond dat Venezuela voor $ 30 miljoen wapens had aangeschaft hetgeen in de middag weer werd tegengesproken. Desalniettemin was de schade die deze leugen wereldwijd had veroorzaakt en die door enkele Venezolaanse private media werd bediscussieerd al aangericht: sommige media misleid door hun goedgelovigheid, andere van de gelegenheid gebruik makende om verdeeldheid in ons land teweeg te brengen.

Later werd ‘nieuwe’ informatie verspreid. President Chávez zou de installatie van een Russische militaire basis in ons land hebben goedgekeurd. Elke journalist die deze door de president in Moskou aangeboden en door o.a. Telesur en Venezolana de Televisión integraal uitgezonden persconferentie heeft bijgewoond, heeft kunnen constateren dat dit absoluut niet het geval is. Het staatshoofd heeft dit voorstel op geen enkel moment gedaan.

Nogmaals, deze onwaarheid werd met wrok door internationale agenturen verspreid en door enkele private Venezolaanse media bediscussieerd. Vast staat dat zij opnieuw zal worden gebruikt om te proberen het Venezolaanse volk te misleiden en als nieuw element zal worden opgenomen in de constante campagne die het imperialisme tegen ons land voert.

Wij dringen er bij de Venezolaanse media op aan hun verantwoordelijkheid op zich te nemen: het vervullen van hun sociale rol en bemiddelen tussen de verschillende sectoren van de samenleving.


Bron: MinCI

Transcriptie in het Spaans van de persconferentie van President Hugo Chávez in Rusland op 22 juli.

21 jul 2008

Chávez: ‘Wij zijn niet bang voor de vierde vloot noch voor duizend vloten die het imperium ons wilde sturen (…)

Caracas, 19 juli ABN: ‘Wij zijn niet bang voor de vierde vloot noch voor duizend vloten die het imperium ons wilde sturen (…). Wij willen geen oorlog maar gerechtigheid en die willen wij op een vreedzame manier bereiken. Wij streven het welzijn van onze volken na en willen niet langer ontwrichting. Het enige wat wij van de volgende regering van de VS verlangen is respect voor de soevereiniteit van de landen van Latijns Amerika.’

Aldus beweerde afgelopen zaterdag de president van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela, Hugo Chávez Frías, gedurende zijn deelname aan de viering van de 29e verjaardag van de Sandinistische Revolutie die in Managua, Nicaragua, plaatsvond.

‘...Wij zijn vrij en voelen ons geen lakeien van niemand, wij zijn op een vreedzame wijze een groot vaderland aan het creëren, dat van Bolívar”, zei het hoofd van de Venezolaanse staat.

Tegelijkertijd gaf hij aan dat de volken het niet langer pikken dat het imperium opnieuw dictaturen in Latijns Amerika installeert. Hij bekrachtigde dat de wereld van vandaag multipolair is.

De vierde vloot van het Amerikaanse leger steekt sinds 1 juli van dit jaar opnieuw de wateren van Latijns Amerika over na bijna zes decennia afwezigheid. Dit heeft tot zware kritiek van Bolivia, Cuba en Venezuela geleid.

Fidel Castro Ruz benadrukte in een in mei verschenen artikel dat de vierde vloot hiermee een dreigende boodschap pretendeert te sturen naar Venezuela en de rest van het gebied.

‘Het bedekt 15,6 miljoen m2 in de aangrenzende wateren van Midden en Zuid Amerika, de Caribische Zee en haar twaalf eilanden, Mexico en de Europese territoria aan deze kant van de Atlantische Oceaan’, lichtte Castro toe.

Bron: ABN

15 jul 2008

ECONOMIE/CARAIBEN: Petrocaribe wordt “schild tegen honger”

Humberto Márquez

CARACAS, 15 juli 2008 (IPS) - Venezuela zal zeventien landen in Centraal-Amerika en de Caraïben nog gunstigere betalingsvoorwaarden toestaan voor olieleveringen. Naarmate de olieprijs verder stijgt, wordt de deal nog voordeliger. Andere afspraken in het kader van het Venezolaanse Petrocaribe-initiatief moeten ook de voedselproductie opkrikken.

"Petrocaribe moet een schild worden tegen de crisis, om ons te beschermen tegen honger” Hugo ChávezZolang de referentieprijs voor Brentolie uit de Noordzee boven de 100 dollar per vat blijft, moeten de landen die deel uitmaken van Petrocaribe maar 40 procent van hun oliefacturen uit Venezuela binnen de 90 dagen betalen. Als de prijs boven de 200 dollar per vat uitkomt, vermindert dat aandeel zelfs tot 30 procent. Dat heeft de Venezolaanse president Hugo Chávez dit weekend bekend gemaakt op een top van Petrocaribe in Maracaibo.

Petrocaribe werd in 2005 opgezet door Venezuela om arme landen in de regio te helpen. Naast Cuba, dat 92.000 vaten olie per dag krijgt uit Venezuela, maken ook Antigua en Barbuda, de Bahamas, Belize, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada, Guatemala, Guyana, Haïti, Honduras, Jamaica, Nicaragua, St. Kitts en Nevis, St. Vincent en de Grenadines en Suriname deel uit van het samenwerkingsverband. Die landen ontvangen samen nog eens ongeveer 86.000 vaten olie per dag uit Venezuela.

Tot hiertoe moesten de lidstaten van Petrocaribe 50 procent van hun oliefacturen uit Venezuela binnen de 90 dagen betalen. De rest van het bedrag wordt omgezet in leningen over 25 jaar, met een gratieperiode van twee jaar een interest van amper één procent. Volgens Venezuela hebben de betrokken landen daarmee de afgelopen drie jaar al 921 miljoen dollar uitgespaard.

Bonen voor olie

Venezuela investeerde al een deel van zijn inkomsten uit de olieverkoop aan de Petrocaribelanden in de welzijnssector in die landen. Caracas wil nog meer aandacht schenken aan de humanitaire noden van zijn partnerlanden. "Petrocaribe moet een schild worden tegen de crisis, om ons te beschermen tegen honger” verklaarde Chávez op de top. Het samenwerkingsverband heeft nu ook een raad van Landbouwministers opgezet, die op 30 juli voor de eerste keer samenkomt in de Hondurese hoofdstad Tegucigalpa. Ze zullen onder meer maatregelen tegen de hoge prijzen voor kunstmest bespreken. Venezuela is een belangrijke producent van ureum en heeft goedkope leveringen van die kunstmestsoort aangeboden. Ook die facturen kunnen gespreid terugbetaald worden; de helft van het bedrag zou pas na de oogst moeten worden overgemaakt.

Venezuela is ook niet vies van ruilhandel. Chávez moedigde de partnerlanden nog eens aan hun oliefacturen te betalen “met vee, bonen of toeristische diensten.” Venezuela voert meer dan 60 procent in van de levensmiddelen die het nodig heeft, en door de ruilhandel kan het land deviezen sparen.

Venezuela voert traditioneel het hoge woord bij de bijeenkomsten van Petrocaribe, maar er kwamen ook voorstellen van de overige landen. De president van de Dominicaanse Republiek, Leonel Fernández, stelde voor een blok van de 57 armste olie-importerende ontwikkelingslanden te vormen, om samen afspraken te maken met de olieproducerende landen en maatregelen tegen de speculatie af te dwingen. Die wordt verantwoordelijk geacht voor een flik deel van de olieprijsstijgingen van de afgelopen jaren.

IPS(PD, JG)

Sociaal protest legt Peru plat

Milagros Salazar

LIMA, 15 juli 2008 (IPS) - De Peruaanse bevolking betoogt massaal voor de uitvoering van minimumloonakkoorden die eerder afgesloten waren met de overheid. Na protesten door boeren en inheemse gemeenschappen stapten in de hoofdstad Lima duizenden leerkrachten, arbeiders en ambtenaren op.

De sociale onrust in Peru groeit al een tijdje en wordt nog versterkt door de daling van de koopkracht. Vorige week donderdag braken straatprotesten uit in verschillende Amazoneregio’s na de uitvaardiging van een omstreden decreet door president Alan García. Dat maakt het voor privé-investeerders makkelijker om in inheemse gebieden te opereren. De nieuwe regelgeving is een rechtstreeks gevolg van de verschuiving van macht van de wetgevende naar de uitvoerende macht onder de vrijhandelsakkoorden tussen Peru en de Verenigde Staten.

“Dit is geen staking door terroristen, mensen die het land willen destabiliseren of Chavistas (fans van de Venezolaanse president Hugo Chávez, nvdr)”, benadrukt de secretaris-generaal van de Nationale Vakbond van Peruaanse Arbeiders (CGTP), Mario Huamán. Hij wijst erop dat het om vreedzame betogingen gaat, afgezien van één uitzondering in de provincie Madre de Dios, waar een zetel van de lokale regering in brand werd gestoken.

Minister van Binnenlandse Zaken Luis Alva Castro veroordeelde de protesten en zei dat de ordediensten tweehonderd mensen gearresteerd hebben. De beslissing van Castro om ook militairen in te zetten tegen de betogers lokte veel verontwaardiging uit van sociale leiders en politieke analisten.

“Belofte maakt schuld”
De vakbonden vragen dringende maatregelen om de koopkracht op te krikken en de lonen van de arbeiders zoals beloofd op te trekken. Ze willen bovendien dat García zijn economische vrijhandelsmodel aanpast. Zo moet de overheid belastingen heffen op de enorme winsten die mijnbedrijven opstrijken als gevolg van de prijsstijging van mineralen op de wereldmarkt.

García had dat tijdens zijn verkiezingscampagne beloofd, samen met een nieuw belastingsstelsel dat voor meer gelijkheid moest zorgen.

Verschillende regionale vakbonden vragen bovendien dat de overheid eindelijk werk maakt van de uitvoering van verschillende alkoorden die ze met de vakbonden en lokale besturen ondertekende. Tijdens zijn al meer dan twee jaar durende bewind heeft García 35 akoorden getekend met regionale en lokale overheden, maar volgens de vakbonden is amper een derde daarvan uitgevoerd.

“Het is een grap. Als we protesteren, roept de regering op tot dialoog. Maar vervolgens weigert ze de gemaakte afspraken na te leven omdat ze aan de centrale macht wil vasthouden”, zegt Efraín Yepez, hoofd van de arbeidersbond in de provincie Cusco.

Volgens politiek analist Carlos Reyna is precies die centralisatie van de macht de grootste struikelblok voor de uitvoering van de akkoorden. Maar ook de persoon van García zelf zorgt voor wrevel. “Een deel van de bevolking vindt hem onsympathiek, en hij is agressief in de onderhandelingen met sociale leiders. Dat helpt niet om de problemen op te lossen”, aldus Reyna.

IPS(JG, PD)

13 jul 2008

The Women’s Development Bank in Venezuela: “Creating a Caring Economy”

The Women’s Development Bank in Venezuela, abbreviated Banmujer, joins a long trend of micro-credit institutions intended to alleviate poverty by supporting small-scale entrepreneurs. What makes Banmujer unique is that it loans only to women; in fact, it is the only state-sponsored women’s micro-credit bank in the world. Since its inception on March 8, 2001, Banmujer has been commended for its successes in helping women escape poverty and in instilling a new economic model of cooperation instead of competition.

Women’s Rights in Venezuela
Over the past decade, the Venezuelan government has been remarkably supportive of women’s rights. For example, the Bolivarian Constitution, adopted in 1999, uses non-sexist and gender-neutral language throughout. Instead of “all men are created equal,” as is stated in the U.S. Constitution, Venezuela’s constitution holds that “all persons are equal before the law.”1 When discussing the role of the President, it says “Presidente o Presidenta,” instead of using only the male form.

The Venezuelan Constitution also explicitly prohibits discrimination on the basis of gender: “no discrimination based on race, sex, creed, or social standing shall be permitted.” Moreover, it prohibits not only intentional discrimination, but also any actions with discriminatory effects. Gregory Wilpert, a researcher at VenezuelaAnalysis.com, commented that “what this means in practice is that public policies must be reexamined for their possible discriminatory effects. For example, if women were under-represented at public universities, the state would have to examine the causes for this and eliminate any barriers that exist that cause fewer women then men to attend the university.”2 In contrast, the U.S. Constitution has no language explicitly forbidding even intentional gender discrimination. Although a coalition of feminist groups fought to add such a provision to the Constitution, the Equal Rights Amendment narrowly failed being ratified by the necessary three quarters of the states after passing Congress in 1972.

Finally, Article 88 of Venezuela’s 1999 constitution recognizes housework as a valuable job that, like any other job, entitles the worker to social security benefits. This provision has substantially furthered the cause of women’s rights because it allows many women to receive social security when in the past they were overlooked by the state. This and other provisions on women’s rights have led some to conclude that Venezuela’s new constitution “is now among the most progressive in the Western Hemisphere on gender issues.”3

The government’s effort to support women’s rights has not been limited to the constitution. Starting in 1998, the Law of Violence Against Women and Families increased legal penalties for domestic violence, an effort which in recent years has also included a government-sponsored television campaign and the 2007 Organic Law on the Right of Women to Live Free of Violence. Under the Chávez administration, the National Institute on Women (Inamujer) has been very active, coordinating activities such as educational workshops on reproductive rights, lobbying congress for more protection of women’s rights, and supporting women who run for office.4

BANMUJER: Encouraging Female Entrepreneurs
It was in this context that President Hugo Chávez launched the Women’s Development Bank on International Women’s Day in 2001. The bank, led by economist Nora Castañeda, issues micro-credit loans to small groups of women to help them start small-scale local business projects. Typical loan projects range from a cooperative farm to a craft workshop to a bakery to a hair salon. The credits average between 500,000 and 1,000,000 bolívares (US$260 to $520) and are subsidized by the government, allowing the bank to charge interest as low as 1 percent.5

Unlike most banks, Banmujer does not have regional offices but instead employs women who travel to rural communities to help develop loan proposals. Castañeda explained that this decision was made to facilitate the bank’s ability to assist poor women. She questioned, “How can the poorest indigenous women in the state of Amazonas, the southernmost state in the country, come here, if they are so poor, to ask for a credit?”6 Thus Banmujer is able to reach women with no access to typical banks.

In addition to helping develop loans, regional workers of Banmujer provide “non-financial services,” or training, to women in rural communities. The training, which is the bank’s secondary purpose after issuing credits, typically focuses on basic business principles such as teaching women how to develop an entrepreneurial idea, use the loans, and manage their business.7 Banmujer also offers workshops on broader issues such as women’s health, leadership, community organizing, and prevention of domestic violence.8 Thus far, the bank has provided training to more than 100,000 women.9

Banmujer was initially criticized for its high default rates. After its first year of operation, 41.6 percent of its loans had not been paid back, leading some analysts to conclude that the bank had failed financially.10 Yet after only two years, almost 23,000 credits had been repaid and the default rate had dropped to 26.3 percent.11 In strictly economic terms this is still far from successful, but the Women’s Development Bank is far from a traditional economic institution. Rather than measure success by profits alone, the bank prefers to focus on the progress it has made in empowering women and helping to break the cycle of poverty. In the pursuit of these goals it has indeed been successful; according to one estimate, the credits issued by the bank have created more than 260,000 jobs and assisted more than 1.3 million people.12

Combating Poverty by Working Collectively
Almost 45 percent of Venezuelans live in poverty and 70 percent of these are women, so targeting women can be an effective approach to try to reduce poverty in general.13 Banmujer’s micro-credit loans are specifically designed to reduce poverty in a sustainable manner. Castañeda explains, “If we just gave them money the women would continue to be poor, but … with debts.” Instead, the bank strives to help women form businesses that will provide them with a long-term source of income, allowing them to escape the cycle of poverty. By helping women become entrepreneurs and lead their own businesses, Banmujer actively encourages them to step outside their traditional roles and claim more respect in society.

Another of the bank’s overarching goals is to encourage women to work collectively. Although the loans are issued individually, recipients must belong to a group of five to nine women working together on a project. Men can receive loans, but only if they are in a group comprised of a majority of women; to date, women have received 96 percent of Banmujer’s loans. The groups must work collectively to develop a proposal and apply for a loan, and the ultimate goal is to encourage them to continue working collectively in the business even after the loan has been repaid.

“Creating a Caring Economy”
At the center of Banmujer’s philosophy is an economic model that is very different than the accepted version in the United States. Castañeda told VenezuelaAnalysis.com that “we are creating a caring economy, an economy at the service of human beings, not human beings at the service of the economy.”14

Perhaps what the United States so intensely dislikes about Venezuela is not so much its political system (which is, after all, democratic – Chávez won 56 percent of the popular vote in 1998, compared to Bush’s 48 percent in 2000), but rather its rejection of free-market capitalism as the ruling economic paradigm. Instead, Chavez is using programs like the Women’s Development Bank to encourage the formulation of what Castañeda terms a “popular economy.” This economy is intended to serve average people instead of large corporations by mirroring on a larger scale the cooperative work that Banmujer encourages for the groups of women with whom it collaborates.15 Just as the individual women work together to run their business or workshop, the “popular economy” promotes larger economic actors to work together, complementing each other instead of competing for resources. An article in The Guardian commented that “the mini-entrepreneurs [given loans by Banmujer] are encouraged to cooperate with other small business rather than competing with them. If one group is given money to rear chickens, another nearby will be given a loan to slaughter the chickens.”16 Thus, Banmujer uses financial and non-financial services to empower women, enabling them to overcome poverty sustainably, while also promoting Venezuela’s vision of a “popular” or “caring” economy.

1 http://www.analitica.com/bitblioteca/venezuela/constitucion_ingles.pdf
2 http://www.venezuelanalysis.com/analysis/70
3 http://www.rethinkvenezuela.com/downloads/Revolutionizing%20Women’s%20Roles%20in%20
Venezuela.htm
4 http://www.venezuelanalysis.com/analysis/877
5 http://www.venezuelanalysis.com/analysis/918
6 http://www.inmotionmagazine.com/global/nc_wdb_int.html
7 http://www.inmotionmagazine.com/global/nc_wdb_int.html
8 http://www.banmujer.gob.ve/view/serviciosList.php?parent=3&id=7
9 http://www.banmujer.gob.ve/view/galeriaList.php
10 http://www.venezuelanalysis.com/analysis/918
11 http://www.gerenciasocial.org.ve/bsocial/bs_03/bs_03_pdf_point/jueves/banmujer.pdf
12 http://www.greenleft.org.au/2006/686/35614
13 http://www.ruralpovertyportal.org/english/regions/americas/ven/index.htm
14 http://www.venezuelanalysis.com/analysis/918
15 http://www.inmotionmagazine.com/global/nc_wdb_int.html
16 http://www.guardian.co.uk/money/2005/mar/24/accounts.venezuela

This analysis was prepared by COHA Research Associate Kristen Walker
July 10th, 2008

10 jul 2008

Chávez stelde aan de Top van Mercusur een voedselolie strategie voor

De president van de Bolivariaanse Republiek van Venezuela, Hugo Chávez Frías, stelde op de XXXVe
Top van Staatshoofden van de Zuidelijke Gemeenschappelijke Markt (Mercosur ) voor om een voedseloliestrategie uit te voeren, om olie om te zetten in voedsel.

De sugestie van het Venezolaanse Staatshoofd was onderdeel van een noodplan om voedsel te produceren, “zodat het als een soort schild voor ons dient, bovendien is het tijd om de olie te zaaien, zoals Arturo Uslar Pietri het zei” verklaarde hij, afgelopen dinsdag, vanaf Tucumán, Argentinië, waar de genoemde Top plaats vond.
Chávez Frías legde uit dat de prijs van de ruwe olie zich heeft gestabiliseerd op gemiddeld 140 dollar en dat die van Venezuela op 124 dollar, bovendien, exporteert Venezuela gemiddeld 2 miljoen 858 olievaten per dag, waarvan 333 duizend 500 vaten gereserveerd zijn en niet gebruikt mogen worden.

Hij benadrukte dat zolang deze prijs boven de 100 dollar het vat blijft, Venezuela bereid is om in een fonds één dollar in te leggen, wat 920 miljoen dollar zou betekenen per jaar “een bescheiden cijfer voor de grootheid van de taak die wij hebben, maar wij zijn bereid om dat meteen altijd te doen wanneer wij als groep landen ons verenigen in een plan om met spoed voedsel te produceren”.

Tevens, zei het staatshoofd dat er een staatsinstrument zou moeten worden gecreëerd, zoals in Venezuela gebruikelijk is, waar al instanties zijn die van de staat zijn en van het volk, van productie, bewerking, en van verspreiding van voedsel, de keten waar ook een deel van de productie en de eindgebruiker wordt gesubsidieerd.

De President denkt ook dat het belangrijk is om aanvullende economieën in kaart te brengen “om elkaar structureel aan te vullen”.

“Terwijl wij vorderen in het nieuwe Mercosur, waarvan Venezuela zich al volledig lid voelt, stellen wij een fonds voor en een plan om te helpen om het hoofd te bieden aan de voedsel- en energiecrisis maar in dit geval de voedselcrisis” moedigde hij aan.

Hij maakte gebruik van de de bijeenkomst om de behoefte te benadrukken om vooruit te komen in het vormen van Petrosur en zelfs een groep op hoog niveau te benoemen om voorstellen hierover in te laten dienen.

“Wij zijn bereid uit te leggen wat Petrosur zou zijn, als een soort van Zuid-Amerikaanse OPEC, een organisatie van staatsgas- en energiebedrijven. Wij hebben een kracht in deze materie” benadrukte Chávez Frías.

“Simon Bolívar zei eens dat de grote dag van ons Amerika nog niet aangekomen is. Wel, ik denk dat dít die ene grote dag is van ons Amerika, maar veel zal van ons afhangen. Wij zijn op de goede weg” voegde hij er aan toe.


Bron: ABN
Vertaald door G Verwaayen

‘Alle gijzelaars waren jaloers op Betancourt’

Volkskrant Cees Zoon
10 juli 2008

MEXICO-STAD - De regering van de vorige Colombiaanse president Andrés Pastrana heeft in februari 2002 Ingrid Betancourt volledig aan haar lot overgelaten midden in het oerwoud en is daarom medeschuldig aan haar ontvoering door de FARC. Pastrana was op dat moment in hetzelfde gebied, maar weigerde met de presidentskandidate te praten toen zij hem wilde vragen haar mee te nemen in een van de regeringshelikopters.
Deze harde beschuldiging komt van Luis Eladio Pérez, die stevig uithaalt naar de Colombiaanse autoriteiten van toen en nu. Pérez is een voormalig senator die zelf in 2001 door de guerrillabeweging werd ontvoerd en pas in februari 2008 is vrijgelaten. Hij heeft net zijn getuigenverslag 7 jaar ontvoerd door de FARC (ISBN 978-958-704-744-8) gepubliceerd, een bestseller waarin hij tal van nieuwe details over het leven van de gijzelaars geeft. Pérez bracht lange perioden door in dezelfde oerwoudkampen als Betancourt.
Hij heeft als medegegijzelde het verhaal van de ontvoering van Betancourt uit de eerste hand. Zij was op campagne in Caguán, waar tot kort daarvoor de (mislukte) vredesonderhandelingen met de FARC-top waren gevoerd. Het vliegtuigje dat zij had gehuurd, mocht van de militaire autoriteiten niet vertrekken: ‘Wacht maar op de helikopters van Pastrana’. De president wou een legertje buitenlandse journalisten laten zien dat zijn regering de onderhandelingszone weer volledig controleerde.
Alle helikopters vertrokken echter zonder Betancourt en Pastrana zei geen tijd voor haar te hebben. De lijfwachten die zij als kandidate bij zich had, moesten zich op last van hogerhand terugtrekken en de geblindeerde auto’s mocht zij niet gebruiken. Uiteindelijk vertrok Betancourt met alleen haar kandidate voor het vicepresidentschap Clara Rojas en een campagnemedewerker in een gewone terreinwagen, zonder enige bescherming. Geen probleem, had een regeringswoordvoerder gezegd, want de weg is volkomen veilig.
Enkele uren later werden zij door een groep guerrilleros ontvoerd. Een extreem gewelddadige gebeurtenis want exact op het moment dat Betancourt uit de auto werd gehaald, stapte een van de FARC-leden op een landmijn die zijn voet afrukte.
‘Pastrana zal zich op een dag hiervoor moeten verantwoorden voor het Internationaal Strafhof of voor de nationale justitie’, schrijft Luis Eladio Pérez.
Pérez (55) heeft een lange politieke carrière achter de rug, als gouverneur van het departement Nariño (een bolwerk van FARC en drugs), parlementslid en senator. Hij behoorde tot de groep ‘ruilbare’ gevangenen van de FARC en bracht veel tijd door met de drie gevangen Amerikanen. Hij schrijft uitgebreid over de frustraties van de gijzelaars die Betancourt niet konden luchten omdat zij geloofden dat de wereld alleen geïnteresseerd was in háár vrijlating.
‘Alle andere gijzelaars waren jaloers op Betancourt, vanwege de uitstraling van haar naam in de media. Dat maakte het voor haar extra moeilijk, want haar bekendheid veranderde haar in een trofee, een kroonjuweel, een kip met de gouden eieren, en dat belemmerde weer haar vrijlating. Maar wanneer ik dat allemaal zag, voelde ik mij in mijn gevangenschap totaal in de steek gelaten, alsof ik als mens niet werd gewaardeerd.
‘Er zijn altijd veel mensen jaloers op haar geweest. Dat is haar karma, zegt ze, en daar kon ze zich ook tijdens haar gevangenschap niet van vrijmaken. Om te beginnen omdat 90 procent van de nieuwsberichten over ontvoeringen waar wij naar luisterden over haar gingen, alsof wij, de rest, niet bestonden. En in de speciale radio-uitzendingen voor de ontvoerden waren de boodschappen van haar moeder altijd de eerste.’
Pérez maakt zich boos over het gebrek aan financiële steun van de Colombiaanse overheid aan de families van de ontvoerden. Zijn salaris als senator werd stopgezet waardoor zijn kinderen hun studie moesten staken en het gezin de huur van de flat in Bogotá niet meer kon betalen. Zijn vrouw begon een proces tegen de Senaat voor het behoud van het salaris, een affaire die twee jaar aansleepte tot het Constitutionele Hof haar in het gelijk stelde.
‘De verwaarlozing van de families van de ontvoerden door de staat is hemeltergend. Betancourts moeder reisde de hele wereld af maar altijd op uitnodiging van anderen, want ze bezit geen cent.’
‘Ook de drie Amerikaanse gijzelaars voelden zich in de steek gelaten door hun regering’, aldus Pérez: ‘Noch Bush noch Condaleezza Rice repte met een woord over de gijzelaars bij hun bezoeken aan Colombia.’

4 jul 2008

Paraguayaanse indianen teren op loze beloften

David Vargas


POZO COLORADO, PARAGUAY, 2 juli 2008 (IPS) - De inheemse Enxet in Paraguay wachten nog steeds op de teruggave van hun voorouderlijk land, bijna drie jaar nadat de Inter-American Court of Human Rights de Paraguayaanse staat veroordeelde voor onrechtmatig handelen en schenden van de rechten van de Enxet.
De 55 gezinnen uit het dorp Yakye Axa hebben moeite te overleven. Ze wonen langs de weg die Concepción vebindt met Pozo Colorado, 370 kilometer van de hoofdstad Asunción, in de ruige regio Chaco. Hun krakkemikkige houten hutten kijken uit over 15.000 hectare land dat officieel van hen is, maar dat nog steeds in handen is van Loma Verde, een veebedrijf.
“Dit was allemaal van ons”, zegt dorpshoofd Tomás Galeano, wijzend op de grote, omheinde ranch. In Pre-Colombiaanse tijden zwierven de Enxet uit over een groot deel van de westelijke oever van de rivier de Paraguay en omstreken. Hun traditionele leefgebied had een oppervlakte van ongeveer 7.000 vierkante kilometer. Galeano, die al lange tijd leider is van de gemeenschap, herinnert zich niet hoe oud hij is. Maar hij kan zich levendig herinneren hoe hij op jacht ging met zijn vader en andere stamleden.
Excuses
Jagen is nog steeds een van de belangrijkste middelen van bestaan van de Enxet, maar het gebeurt veel minder omdat ze hun land niet meer op mogen. De Paraguayaanse staat kreeg in 2005 van de Inter-Amerikaanse rechtbank de opdracht het land binnen drie jaar over te dragen aan de Enxet, de materiele schade te betalen, openlijk excuses aan te bieden aan de inheemse bevolking en te zorgen voor gezondheidszorg en eten totdat ze konden terugkeren naar hun land.
De rechtbank bepaalde ook dat een fonds met 950.000 dollar opgericht moest worden voor onderwijs, huisvesting, landbouw- en gezondheidsprojecten en de verschaffing van drinkwater en sanitaire voorzieningen.
De rechtbank stelde de deadline daarvoor vast op 13 juli. Maar er is nog weinig gebeurd, erkent Amado Alvarenga, hoofd van het gouvernementele Paraguayaanse Inheemse Instituut (INDI). “We hebben vooruitgang geboekt, binnen de beperkte mogelijkheden die ons budget biedt. Maar de rechtbank heeft bepaald dat er gezorgd moet worden voor voedselzekerheid, productiemogelijkheden en landbezit. INDI kan zich dat niet allemaal veroorloven. We doen wat we kunnen om te laten zien dat we in ieder geval geïnteresseerd zijn.”
Die interesse werd dit jaar uitgedrukt in de oprichting van en fonds met 600.000 dollar om bezittingen te kopen, zegt Alvarenga. Maar dat is slechts de helft van de waarde van het land. Bovendien weigert de huidige eigenaar zijn land te verkopen. De enige optie is onteigening en daarvoor is een nieuwe wet nodig. Na 1 juli, als het nieuwe Congres in functie is, zal daarvoor een wetsvoorstel ingediend worden.
In december 2006, een uniek moment in de Paraguayaanse geschiedenis, erkenden vertegenwoordigers van INDI en het ministeries van Buitenlandse Zaken, Gezondheidszorg en Onderwijs hun verantwoordelijkheid voor de verwaarlozing van de inheemse bevolkingsgroep. Ze vroegen vergiffenis en beloofden het gerechtelijk bevel na te komen. “Dat was een mooie ceremonie, maar het waren loze beloften”, zegt Galeano.
Momenteel krijgen de gezinnen maar sporadisch eten, drinkwater en gezondheidszorg. Galeano’s hut is gemaakt van palmboomhout en ijzerplaten. Hij heeft geen stromend water of elektriciteit. Water wordt uit een lagune enkele kilometers verderop gehaald. Gezondheidsproblemen zijn wijdverbreid, in het bijzonder diarree en andere maagkwalen die te wijten zijn aan het gebrek aan goed drinkwater.
Armoede tekenend
Behalve de onbekende taal en de hoge organisatiegraad, valt een buitenstaander de lange lijst met noden van de bevolking het meest op. De meeste mensen leven in absolute armoede en zijn gedwongen als goedkope arbeidskrachten te werken op ranches. In een enkel klaslokaal van hout en ijzerplaten, krijgen veertig kinderen tegelijk les. De kinderen delen gedoneerde tafels of zitten op de grond.
De voedselhulp van de overheid blijft beperkt tot een maandelijks voedselpakket dat volgens onderzoekers onvoldoende voedingswaarde bevat voor kinderen. “De meeste kinderen zijn zwaar ondervoed”, zegt Julia Cabello, juridisch adviseur van Tierraviva.
Volgens Tierraviva is de Enxet-gemeenschap een voorbeeld van de verwaarlozing die ook in andere regio’s in West-Paraguay aan de orde is. Volgens de laatste volkstelling in 2002, telt Paraguay 87.000 indianen van zeventien verschillende etnische groepen. Ze maken samen 1,6 procent van de bevolking van zes miljoen uit. Van de 182 inheemse gemeenschappen hebben er 85 geen land. Zij leven in armoede en hebben beperkte bewegingsvrijheid.
IPS(JS, JG)

3 jul 2008

Latijns-Amerika veroordeelt immigratiepolitiek EU

Marcela Valente

SAN MIGUEL DE TUCUMÁN, ARGENTINA, 3 juli 2008 (IPS) - De presidenten van het Latijns-Amerikaanse handelsblok Mercosur hebben de Europese immigratiepolitiek scherp veroordeeld. Dat gebeurde tijdens hun halfjaarlijkse ontmoeting, die deze keer in Argentinië werd gehouden.

MIGRACIONES-MERCOSUR: Cumbre defiende a connacionales en UE

In een verklaring werd de Europese Terugkeerrichtlijn veroordeeld door de vaste leden Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay en de overige aanwezige landen, Chili, Bolivia, Colombia, Peru, Venezuela en Ecuador. De originele tekst van de verklaring, waarin alleen “diepe zorg” werd uitgesproken, werd op de valreep veranderd op verzoek van de Boliviaanse president Evo Morales.
De landen zeggen te betreuren dat de Europese landen, die in het verleden zelf migrantenstromen op gang hebben gebracht “op basis van historische wederkerigheid de gezamenlijke verantwoordelijkheid van landen van herkomst, doorgang en bestemming niet erkennen.”
De leiders wijzen op de “waardevolle bijdrage” die migranten leveren aan de ontwikkeling van de landen waar ze zich vestigen en pleiten voor een alomvattend beleid, met participatie van immigranten. Ze veroordelen ook de Europese tendens om migranten zonder geldige papieren te behandelen als criminelen.
Detentie
De Europese Unie keurde op 18 juni de Terugkeerrichtlijn goed. Europese landen hebben twee jaar om die richtlijn in hun nationale wetgeving te verwerken. De richtlijn geeft regeringen de mogelijkheid om migranten zonder papieren maximaal achttien maanden vast te houden, voordat ze worden uitgezet. In Nederland mogen illegalen nu nog onbeperkt worden vastgezet.
De Latijns-Amerikaanse landen benadrukken dat industrielanden een koers moeten varen die economische ongelijkheid tegengaat. Die economische ongelijkheid moedigt emigratie uit het Zuiden aan. Ze veroordeelden de hoge subsidies die boeren in het Noorden krijgen en die “de concurrentieverhoudingen verstoren”, en de beperkte openheid van de Europese markten voor producten uit ontwikkelingslanden.
President Tabaré Vázquez van Uruguay zei dat niemand voor zijn plezier emigreert. Mensen worden gedwongen, zei hij, verwijzend naar de tijd dat Europeanen in groten getale naar Latijns-Amerika kwamen. “Mijn grootouders kwamen uit Galicië in Spanje, Frankrijk en Italië. Ze werden met open armen ontvangen in alle landen in de regio.”
Morales, de eerste inheemse president in de geschiedenis van Bolivia, liet zich nog steviger uit. “Ze beweerden dat de indianen geen ziel hadden”, zei hij, refererend aan debatten in Europa na de ontdekking van de Amerika’s. “Maar waar is de Europese ziel?” IPS(JS, PD)