Más abajo en español
|
|
‘Dit is geen tijdperk van verandering, maar een verandering van tijdperk.’ Rafael Correa, president van Ecuador De startsituatie
Eind 1998 wint Hugo Chávez met een verassende meerderheid de presidentsverkiezingen van Venezuela. De bevolking is het antisociaal en neoliberaal beleid van de voorafgaande kwarteeuw grondig beu en stelt zijn hoop op deze ex-militair. Chávez streeft radicale hervormingen na. Hij wil o.a. de olierijkdommen gebruiken voor sociale programma’s en meer algemeen de economie afstemmen op de noden van bevolking. Venezuela is potentieel een rijk land. Economisten hebben berekend dat indien in het verleden de olie-inkomsten goed besteed waren geweest, Venezuela vandaag een industrieel apparaat zou hebben dat groter is dan dat van Zweden. Ook wil Chávez komaf maken met de greep en de grote invloed van de VS op zijn land, dit zowel in de economie en het staatsapparaat als in de media. Hij heeft het over een ‘Bolivariaanse revolutie’ en later over ‘het socialisme van de 21ste eeuw’. Hij zet daarmee een trend voor de rest van het continent. In landen als Bolivia, Ecuador, Paraguay en Nicaragua zullen linkse presidenten gekozen worden, in veel andere landen centrum linkse kandidaten. De uitdagingen zijn gigantisch. Meer dan negentig procent van de bevolking huist in de steden, een groot deel in megabidonvilles. Meer dan de helft van de Venezolanen leeft onder de armoedegrens en twintig procent heeft geen werk. Van de werkende bevolking moet vijfenvijftig procent het stellen met een informele job: verkoop van sigaretten, polshorloges, telefoongesprekken, illegale jobs in de horeca, … Bijna één vijfde van de bevolking is ondervoed, vele inwoners moeten het doen met één maaltijd per dag. De kloof tussen rijk en arm is bijzonder groot. De machtsverhoudingen zijn evenmin rooskleurig. De nieuwe president staat tegenover het stevig georganiseerd blok van de oligarchie. De kopstukken van PDVSA (de petroleummaatschappij) zijn heel machtig en kunnen rekenen op de steun van het grootste deel van het staatsapparaat (de rechters, de gouverneurs en burgemeesters, de parlementairen, de politieofficieren, …), de media, de corporatistische vakbond CTV, de werkgeversorganisatie, enkele generaals van het leger, de top van de katholieke kerk. Dat blok kan bovendien rekenen op steun en bijstand van de VS. Chávez zelf heeft de steun van de brede volksmassa’s, een deel van de middenklasse (slachtoffer van de IMF-maatregelen) en het merendeel van het leger. Het komt snel tot een krachtmeting. In april 2002 organiseert een deel van het leger, gesteund door Washington, een staatsgreep. Maar mede door de massale mobilisatie van de bevolking van Caracas mislukt die. Op het einde van dat jaar proberen de patroons het land plat te leggen door een algemene staking (eigenlijk lock out) te organiseren. Er wordt ook sabotage gepleegd, maar ook die poging om Chávez te verdrijven mislukt. Op het platteland worden regelmatig boerenleiders vermoord om de landhervormingen te dwarsbomen. Bewijzen van VS-inmenging met het oog op het omverwerpen van het regime blijven opduiken. Het revolutionair proces Het is in die allesbehalve gunstige omstandigheden dat Hugo Chávez zijn revolutionair proces moet waarmaken. Dat proces berust op zes pijlers: 1. Een nieuw institutioneel kader. Het eerste wat Chávez onderneemt is het opstellen van een nieuwe grondwet. Die is in de eerste plaats gericht op de behoeften van de mensen en definieert een nieuw model van participatieve democratie en een nieuw economisch model waarin coöperatieven en zelfbeheer hun plaats hebben. In 1999 wordt de nieuwe grondwet in een referendum goedgekeurd. 2. Omvorming van het staatsapparaat Doorheen de achtereenvolgende verkiezingen verwerft Chávez een grote meerderheid in het parlement en staan praktisch alle gouverneurs achter hem alsook heel wat burgermeesters. Na de mislukte staatsgreep in 2002 wordt een groot deel van de vijandig gezinde generaals de laan uitgestuurd. De omvorming van het gerechtsapparaat en het politiekorps is een kwestie van langere duur. Om de massamedia, die gecontroleerd wordt door privé-kapitaal, te counteren worden projecten gestart van lokale volkstelevisie en volksradio. 3. De economie Om de geproduceerde rijkdom nuttig aan te wenden worden enkele kroonjuwelen van de economie genationaliseerd. Dat is o.a. het geval met het petroleumbedrijf PDVSA [1] en het telecommunicatiebedrijf Verizon, het grootste privé-bedrijf van Venezuela. Het systeem van zelfbeheer wordt gestimuleerd en de uitbouw van coöperatieven ondersteund, o.a. door een systeem van spaarkassen en microkredieten. Ook wordt een begin gemaakt van landhervorming en worden de bewoners van de overbevolkte steden gestimuleerd om hun kans te wagen op het platteland. | | Eén cijfer maakt zeer veel duidelijk: in 1997 besteedde de overheid 77 miljoen dollar van de petroleumopbrengsten uit aan sociale projecten. In 2005 is dat negentig maal (!) zoveel: zeven miljard dollar. | 4. De ‘Misiones’ Om op korte termijn tegemoet te komen aan de meest dringende noden van de bevolking lanceert de nieuwe regering een aantal ‘misiones’ of sociale missies. Dat omvat o.a. gratis eerstelijns geneeskunde in de volkswijken via de zogenaamde ‘Barrio adentro’. Dit is mogelijk door de zending van meer dan twintigduizend dokters en verpleegkundigen uit Cuba. Er volgt een grootschalige alfabetiseringcampagne: Misión Robinson. Ook het onderwijs wordt aangepakt: Misiónes Ribas en Sucre. Om de voedselveiligheid te garanderen en de honger en ondervoeding uit te roeien, wordt vanaf 2004 een keten van volkswinkels op poten gezet - Misión Mercal - die goederen aan sterk verminderde prijzen aanbieden. Aan de allerarmsten worden gratis maaltijden aangeboden. In 2007 geeft de overheid respectievelijk 60 en 65% meer uit aan onderwijs en gezondheidszorg dan in 1998. 5. Het organiseren en mobiliseren van de bevolking Om de bevolking te organiseren en beter te betrekken bij het revolutionair proces worden ‘Bolivariaanse cirkels’ opgezet. Dat zijn wijkcomités die zich o.a. bezighouden met de alfabetiseringscampagne, de organisatie van de gezondheidsposten, het vormen van coöperatieven, maar ook met politieke bewustmaking van de volkswijken, de registratie van de kiesgerechtigden. Arbeiders werken aan een nieuwe vakbond, de UNT, los van de corporatistische CTV. Aan de lokale bevolking wordt veel inspraak gegeven via wijkraden. Om de politieke versnippering te overstijgen vat Chávez het plan op om de linkerzijde te verenigen onder één politiek programma en streeft hij naar de vorming van een eengemaakte partij,de PSUV: de ‘Verenigde Socialistische Partij van Venezuela’. Dat is een delicate oefening en zal de nodige tijd vergen. 6. De eenmaking van Latijns-Amerika Volgens Chávez is een politiek en economisch eengemaakt continent de enige manier om zich duurzaam en definitief te ontvoogden van de VS. Tegen de koloniseringspoging van de ALCA – een vrijhandelszone olv de VS - lanceert Venezuela daarom in 2004 samen met Cuba de ALBA: het Bolvariaans Alternatief voor Latijns-Amerika en de Caraïben. Het is een nauw samenwerkingsakkoord op economisch, sociaal, medisch, cultureel en militair vlak op basis van solidariteit. Intussen zijn ook Bolivia, Nicaragua, Honduras en Dominica lid. Een vijftal andere landen is waarnemend lid. | | In 2005 lanceert Chávez de Petrocaribe, een petroleumalliantie waarbij Venezuela olie levert tegen voorkeurtarieven. Twaalf landen van de Caraïben sluiten daarbij aan. In juli 2006 wordt Venezuela lid van Mercosur, een douane-unie waar Argentinië, Brazilië, Uruguay en Paraguay deel van uitmaken. In 2005 wordt onder impuls van Chávez Telesur gelanceerd. De zender, waarin naast Venezuela en Cuba, ook Argentinië, Uruguay, Bolivië en Brazilië participeren, wordt de Latijns-Amerikaanse variant van Al Jazeera genoemd. In 2007 wordt naar het voorbeeld van de Europese Unie de Unasur opgericht: de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties. Dat bevat naast een parlement een bank, de zogenaamde Banco del Sur, die een alternatief moet vormen voor het IMF. In heel dit proces van eenmaking speelt Venezuela samen met Cuba een voortrekkersrol. | Het Bolivariaans project is een poging om een socialistische maatschappij uit te bouwen in Venezuela, aangepast aan de eigen historische omstandigheden en versterkt door de lessen uit het verleden. Het bewandelt nieuwe paden, maar de invloed van de Cubaanse revolutie is onmiskenbaar en de steun van Havanna was, zeker in de beginfase, cruciaal. Balans en uitdagingen Een boom herkent men aan zijn vruchten. Op sociaal vlak zijn er op tien jaar tijd indrukwekkende resultaten geboekt. Het inkomen van de armste lagen van de bevolking is, sinds Chávez president is, gestegen met 43 procent, dat van de middenklasse met 18%. Het aantal armen daalde met een derde, het aantal extreem armen met de helft. De kindersterfte daalde met een derde en de werkloosheid met meer dan zestig procent. Op enkele maanden tijd werd anderhalf miljoen Venezolanen gealfabetiseerd. Op 28 oktober 2005 werd Venezuela, na Cuba in 1962, het tweede land van Latijns-Amerika dat door de Unesco vrij verklaard wordt van analfabetisme. De scholingsgraad steeg tot honderd procent in het basisonderwijs en nam met de helft toe in het secundair en hoger onderwijs. Minder zichtbaar en moeilijker meetbaar is de participatie van de bevolking en hun vorming. Op dat vlak is heel wat gerealiseerd. Miljoenen Venezolanen zijn vandaag actief in wijkcomités of in de diverse misiones. Deze volksparticipatie is een onomkeerbaar element in het revolutionair proces. Het heeft het democratisch gehalte van Venezuela sterk verhoogd. Dat blijkt uit de cijfers van Latinobarómetro, een Chileens instituut dat jaarlijks peilt naar de houding van de bevolking t.o.v. democratie in het continent. Toch is de electorale basis van Chávez te wankel gebleken. Hij won weliswaar tien achtereenvolgende verkiezingen of referenda. Maar het referendum van december 2007 verloor hij nipt, wellicht door een foute inschatting en een gebrekkige mobilisatie. Wil hij de Bolivariaanse revolutie consolideren dan zal hij een groter deel van de bevolking moeten winnen voor het project. Het gaat voor een groot deel over de middenklasse die door de media is bestookt met allerhande leugens: dat Chávez een dictator is, dat hij Venezuela wil ‘Cubaniseren’, dat de middenklasse zal verdwijnen. Chávez kan de bewustzijnsoorlog nooit ten volle winnen zolang de media ongestoord volstrekt valse informatie blijven verspreiden. Een grondige transformatie van alle massamedia dringt zich op. Een tweede belangrijke uitdaging betreft de eenheid. De stabiliteit van het proces zal sterk afhangen van de mate waarin Chávez erin slaagt de diverse versplinterde politieke krachten te verenigen in één partij. Dat is geen sinecure en zal heel wat behendigheid vergen. Een derde belangrijke uitdaging ligt op economisch vlak. Wil de Bolivariaanse revolutie een alternatief economisch model tot stand brengen, dan zal ze nog meer grote overheidsbedrijven moeten consolideren dan nu het geval is. Enkel op die manier kan de dwingende logica van de winstmaximalisatie doorbroken worden. Ook is het noodzakelijk de coöperatieven en volkseconomie verder uit te bouwen teneinde de productieverhoudingen duurzaam te wijzigen. Tenslotte is het noodzakelijk om de patriottische ondernemers zoveel mogelijk en nog meer dan voorheen te winnen voor het Bolivariaanse project. De simultane uitbouw van de staatssector, de volkseconomie en de versteviging van de nationale privé-economie, is essentieel om de reële en verdoken werkloosheid (informele sector) op korte termijn grondig aan te pakken en het materieel draagvlak te scheppen voor een duurzame ontwikkeling. Een laatste uitdaging ligt op het vlak van het staatsapparaat. Niet alleen moet de invloed van de oligarchie daaruit verdreven worden, het staatsapparaat moet zelf een nieuwe vorm krijgen, aangepast aan de nieuwe doelstellingen van het Bolivariaans project. Tot op heden werden de meeste Misiones gerealiseerd naast de ministeries, dat moet uiteraard in de toekomst binnen de ministeries gebeuren. Daarnaast zal er een grondige en hardnekkige aanpak van de corruptie nodig zijn. Dat laatste kan alleen maar door een doorgedreven transparantie van de administratie te organiseren. De opbouw van het socialisme van de 21ste is zo te zien een lange en moeizame weg. Maar de eerste resultaten zijn alvast zeer bemoedigend. Hasta la victoria siempre! Marc Vandepitte Bronnen - Azcui M., ‘Venezuela, Bolivia y Cuba refuerzan lazos con un pacto económico’, El País, 28 april 2006.
- Chávez Frías H., Revolución Bolivariana 9 años de logros, Caracas 2008.
- Constitución de la República Bolivariana de Venezuela. Caracas 2004.
- Cockcroft J., América Latina y Estados Unidos. Historia y política país por país, Havanna 2004.
- Elizalde R. & Baez L., Chávez Nuestro, Havanna 2004.
- Harnecker M., Venezuela: Militares juno al pueblo. Entrevistas a nueve Comandantes venezolanos que protagonizaron la gesta de abril 2002, Caracas 2005.
- Harnecker M., ‘After the Referendum: Venezuela Faces New Challenges’, Monthly Review, november 2004.
- Hollinger E., El código Chavez. Descifrando la intervención de los Estados Unidos en Venezuela, Havanna 2005.
- Lyons B. & Palser R., Cuba and Venezuela. Breaking the Chains of Underdevelopment in Latin America, Londen 2005.
- Martínez O., Neolibarlismo, ALCA y libre comercio, Havanna 2005.
- Suárez Salazar L., Madre América. Un siglo de violencia y dolor (1898-1998), Havanna 2003.
- Sánchez G., Cuba y Venezuela. Reflexiones y debates, Havanna 2006.
- UNDP, Human Development Report, New York, verschillende jaargangen.
- World Bank, World Development Report, Washington, verschillende jaargangen.
- Financial Times
- The Economist
- www.rebelion.org
[1] | Strikt genomen was het bedrijf reeds genationaliseerd in de jaren zeventig, maar er waren toen allerhande achterpoortjes, zodat van een echte nationalisering geen sprake kon zijn. |
|
Esto no es una época de cambio
pero un cambio de época ".
Rafael Correa, Presidente de Ecuador
La situación
A fines de 1998, Hugo Chávez gana la elección presidencial en Venezuela con una sorprendente mayoría. La población está cansada de las políticas antisociales y neoliberales del último cuarto de siglo y deposita sus esperanzas en este ex-soldado. Chávez aspira a reformas radicales. Quiere utilizar la riqueza petrolera para programas sociales y, en general, la economía ajustarla a las necesidades de la población. Venezuela es potencialmente un país rico. Los economistas han calculado que si los ingresos del petróleo en el pasado hubieran sido bien distribuido, Venezuela hoy sería una máquina industrial mayor que la de Suecia. Chávez también quiere acabar con el acceso y la influencia de los EE.UU. en su país, tanto en la economía y el aparato estatal como en los medios de comunicación. Él habla de una "Revolución Bolivariana" y luego "Socialismo del Siglo 21". Él marca una tendencia para el resto del continente. En países como Bolivia, Ecuador, Paraguay y Nicaragua, serán elegidos presidentes de izquierda y en muchos otros candidatos de centro-izquierda.
Los desafíos son enormes. Más del noventa por ciento de la población vive en las ciudades, una gran parte en barrios muy pobres. Más de la mitad de los venezolanos vive por debajo del umbral de la pobreza y el veinte por ciento no tiene empleo. Entre la población trabajadora cincuenta y cinco por ciento compone el sector de trabajo informal: venta de cigarrillos, relojes de pulsera, llamadas telefónicas, puestos de trabajo ilegal en el catering, etc. Casi un cinco porciento de la población está desnutrido, muchos residentes viven con una comida al día. La brecha entre ricos y pobres es muy grande.
Las relaciones de poder no son color de rosa. El nuevo presidente está firmemente en contra del bloque organizado de la oligarquía. Los cabecillas de PDVSA (empresa petrolera) son muy poderosos y pueden contar con el apoyo de la mayoría del aparato del Estado (los jueces, los gobernadores y alcaldes, parlamentarios, funcionarios de policía, ...), los medios de comunicación y la sindicato corporativo CTV, los empleadores, algunos generales del ejército, la jeraquía de la Iglesia Católica. Este bloque también puede contar con el apoyo y la asistencia de los EE.UU.. Chávez cuenta con el apoyo de las grandes masas populares, parte de la clase media (víctima de las medidas del FMI) y la mayor parte del ejército.
Rápidamente viene una medida de fuerza. En abril de 2002, organiza una parte del ejército una golpe de Estado, respaldados por Washington, sin embargo, debido a la masiva movilización de la población de Caracas este golpe, fracazó. A finales de ese año, el sector patronal intenta paralizar al país organizando una huelga general (en realidad cierre patronal) . También se realizan sabotajes pero no logran derrocar a Chávez. En las zonas rurales son asesinados regularmente dirigentes campesinos para bomabardear la reforma agraría. Pruebas de la injerencia de los EE.UU. con el fin de derrocar el régimen siguen apareciendo.
El proceso revolucionario
Es bajo estas condiciones, que de todo podemos calificarlas menos de “condiciones favorables”, en que Hugo Chávez debe cumplir su proceso revolucionario. Este proceso se basa en seis pilares:
1. Un nuevo marco institucional.
Lo primero que Chávez lleva a cabo es la creación de una nueva constitución. Que se centra fundamentalmente en las necesidades de la población y define un nuevo modelo de democracia participativa y un nuevo modelo económico en el que las cooperativas e independientes tienen su lugar. En 1999, la nueva constitución es aprobada en un referéndum.
2. Transformación del aparato del Estado
A través de sucesivas elecciones, Chávez adquiere una gran mayoría en el parlamento y casi todos los gobernadores están detrás de él y muchos alcaldes. Tras el golpe fallido en 2002, una gran parte de los generales hostiles y enemigos del Gobierno fueron expulsados del país. La transformación del poder judicial y la policía es una cuestión de larga duración. Para los medios de comunicación, que están controlados por el capital privado, se cuenta con proyectos iniciados por la población local, la televisión y la radio popular.
3. La economía
Para que la riqueza producida se le dé un destino útil, algunas joyas de la corona de la economía son nacionalizada. Esto incluye el caso de la compañía petrolera PDVSA [1], y la empresa de telecomunicaciones Verizon, la mayor empresa privada de Venezuela. El sistema de autorregulación es estimulado y se apoya el desarrollo de las cooperativas, entre otros, a través de un sistema de cajas de ahorros y micro-créditos. También se inicia un principio de la reforma agraria y a los residentes de la más pobladas ciudades se les estimula para intentar sus posibilidades en el campo.
Una cifra para dejarlo más claro: en 1997 el gobierno gastó 77 millones de dólares de los ingresos procedentes del petróleo en proyectos sociales. En 2005, noventa veces más (!) Por lo tanto, mucho: siete mil millones de dólares.
4. El 'Misiones'
Para satisfacer las necesidades más urgentes de la población está poniendo el nuevo gobierno, a corto plazo, poner en marcha una serie de "Misiones" sociales. Esto incluye: medicina de primeros auxilios gratis, a través de los llamados "Barrio adentro". Esto es posible gracias al envío de más de veinte mil médicos y enfermeros de Cuba. A continuación, una masiva campaña de alfabetización: Misión Robinson. La educación también es abordado: Misiones Ribas y Sucre. Con el fin de garantizar la seguridad alimentaria y la erradicación del hambre y desnutrición desde el 2004, se creo una cadena popular de tiendas - Misión Mercal - que ofrecen mercancías a precios muy reducidos. A los más pobres se les ofrece comidas gratuitas. En 2007 el gobierno otorga, respectivamente, 60 y 65% más para educación y atención de la salud que en 1998.
5. La organización y la movilización de la población
Con el fin de organizar la población e imbolucralas activamente en el proceso evolucionario se crearon los "círculos bolivarianos" . Son comités de barrios que se preocupan, entre otros, de participar en la campaña de alfabetización, la organización de los postas de salud, la formación de cooperativas, también de la formación de conciencia política de los barrios, el registro de electores. Los trabajadores trabajan por un nuevo sindicato, la UNT, independientemente de la corporativista CTV. La población se le da mucho más la participación a través de los consejos de barrio. Para evitar la fragmentación política Chávez propone a la izquierda unirse bajo un programa político y la formación de un único partido, el PSUV: el Partido Socialista Unido de Venezuela ". Este es un ejercicio delicado y tomará su tiempo.
6. La unificación de América Latina
Según Chávez, un continente unificado en lo político y económico será la única forma sostenible y definitiva de emanciparse de los EE.UU.. Contra la pretención de colonializar del ALCA - un plan dirigido de Estados Unidos para el libre comercio - Venezuela lanza en 2004 junto con Cuba, el ALBA: Alternativa Bolivariana para América Latina y el Caribe. Se trata de un acuerdo de estrecha cooperación sobre los derechos económicos, sociales, médicos, culturales y militar sobre la base de la solidaridad. En tanto ya, Bolivia, Nicaragua, Honduras y Domínica son miembro. Otros cinco países están actuando como miembros observadores.
En 2005, Chávez puso en marcha “Petro Caribe”, una alianza petrolera donde Venezuela proporciona petróleo a tarifas preferentes. Doce países del Caribe están afiliadas a ella. En julio de 2006 Venezuela es miembro del Mercosur, una unión aduanera a la que Argentina, Brasil, Paraguay y Uruguay pertenecen. En 2005, alentada por Chávez se lanza Telesur. Emisora, que además de Venezuela y Cuba, participan Argentina, Uruguay, Bolivia y Brasil, es llamada la versión de América Latina de Al Jazeera. En 2007, siguiendo el ejemplo de la Unión Europea es fundada UNASUR: la Unión de Naciones de América del Sur que incluye junto la parlamento, un banco, conocido como Banco del Sur, que debe constituir una alternativa al FMI. En este proceso de unificación, Venezuela junto con Cuba, desempeña un papel de primer orden.
El proyecto bolivariano es un intento de construir la sociedad socialista en Venezuela, adaptado a sus propias circunstancias históricas y reforzada por las enseñanzas del pasado. Traza nuevos caminos, pero la influencia de la Revolución Cubana es innegable y el apoyo de La Habana fue, al menos en la fase inicial, fundamental.
Balance y retos
Un árbol se reconoce por sus frutos. En el sector social hay resultados impresionantes en estos diez años. Los ingresos de los estratos más pobres de la población, desde que el Presidente Chávez está en el Gobierno ha aumentado en un 43 por ciento, el de la clase media en un 18%. El número de pobres disminuyó en un tercio, el número de extrema pobreza a la mitad. La mortalidad infantil disminuyó en un tercio y el desempleo con más del sesenta por ciento. En unos pocos meses de tiempo, un millón y medio de venezolanos fueron alfabetizados. El 28 de octubre de 2005 Venezuela fue declarado por la UNESCO, después de Cuba en 1962, el segundo país en América Latina libre de analfabetismo. La grado de escolarización se elevó a un cien por ciento en la enseñanza primaria y el aumento de la mitad en la educación secundaria y superior.
Menos visibles y más difíciles de medir es la participación de la población y su formación. En ese frente se ha hecho bastante. Millones de venezolanos están activos en comités de barrio o en las diversas Misiones. Esta participación de la población es un elemento irreversible en el proceso revolucionario y lo ha aumentado el carácter democrático de Venezuela. Esto según las cifras de Latinobarómetro, un instituto chileno que anualmente evalua la actitud de la población frente a la democracia, en el continente.
Sin embargo, la base electoral de Chávez parece estar vacilando. Aunque ganó diez elecciones o referendos consecutivos, el referéndum de diciembre de 2007 lo perdió por poquísima diferencia, tal vez por una falsa evaluación y una falta de movilización. Él desea que la revolución bolivariana se consolide pero entonces debe ganar una mayor proporción de la población para el proyecto. Es en gran medida a la clase media que los medios de comunicación llenan con todo tipo de mentiras: que Chávez es un dictador, que quiere “cubanizar” a Venezuela, que la clase media va a desaparecer. Chávez, nunca ganará completamente esta guerra de conciencia en tanto los medios de comunicación permanezcan inalteradamente difundiendo nformación totalmente falsa. Urge una transformación profunda de todos los medios de comunicación de masas.
Un segundo gran reto se refiere a la unidad. La estabilidad del proceso dependerá en gran medida de que Chávez logre que las fragmentación de diversas fuerzas políticas se unan en un solo partido. Que no es fácil y requerirá mucho de su habilidad.
Un tercer gran desafío radica en la esfera económica. ¿Desea la Revolución Bolivariana crear un modelo económico alternativo? Entonces tendrá que consolidar más empresas públicas grandes que lo que hoy en día hay. Sólo de esta manera puede obligar romper con la lógica de la maximización de ganacia. También es necesario seguir creando cooperativas y la economía popular con el fin de construir relaciones de producción sostenibles a los cambios. Por último, es necesario que los empresarios patrióticos en la medida de lo posible, e incluso más que antes, ganarlos para el proyecto bolivariano. El desarrollo simultáneo del sector estatal, la economía de la nación y el fortalecimiento de la economía privada nacional, es esencial para que el real y oculto desempleo (sector informal) hacerle frente a corto plazo y crear condiciones sustantivo para un desarrollo sostenible.
Un desafío final es a nivel del aparato del Estado. No sólo hay que desplazar la influencia de la oligarquía sino que el aparato estatal debe tener una nueva forma, adaptada a los nuevos objetivos del proyecto bolivariano. Hasta ahora, la mayoría de Misiones se han logrado fuera de los ministerios, que obviamente en el futuro, debe suceder dentro de los ministerios. Además, será necesario enfrentar dura y minuciosamente la corrupción. Esta última sólo puede ser impulsado por una transparencia de la administración a organizar.
La construcción del socialismo de la 21 es, como podemos apreciar, un largo y difícil camino. Sin embargo, los primeros resultados ya son muy alentadores.
Hasta la Victoria SIEMPRE!
Marc Vandepitte
Fuentes
M. Azcui, "Venezuela, Bolivia y Cuba refuerzan lazos con un Pacto económico", El País, 28 de abril de 2006.
H. Chávez Frías, Revolución Bolivariana 9 años de logros, Caracas 2008.
Constitución de la República Bolivariana de Venezuela. Caracas 2004.
J. Cockcroft, América Latina y Estados Unidos. Historia y política país por país, La Habana 2004.
R. Elizalde & L. Báez, Chávez Nuestro, La Habana 2004.
M. Harnecker, Venezuela: Militar junto al pueblo. Entrevistas a nueve Comandantes venezolanos que protagonizaron la gesta de abril 2002, Caracas 2005.
Harnecker M., ‘After the Referendum: Venezuela Faces New Challenges’, Monthly Review, november 2004.
Hollinger E., El código Chavez. Descifrando la intervención de los Estados Unidos en Venezuela, Havanna 2005.
Lyons B. & Palser R., Cuba and Venezuela. Breaking the Chains of Underdevelopment in Latin America, Londen 2005.
Martínez O., Neolibarlismo, ALCA y libre comercio, Havanna 2005.
Suárez Salazar L., Madre América. Un siglo de violencia y dolor (1898-1998), Havanna 2003.
Sánchez G., Cuba y Venezuela. Reflexiones y debates, Havanna 2006.
UNDP, Human Development Report, New York, verschillende jaargangen.
World Bank, World Development Report, Washington, verschillende jaargangen.
Financial Times
The Economist
www.rebelion.org
[1] Estrictamente hablando, la compañía ya ha nacionalizado en la década de los setenta, pero había todo tipo de lagunas, por lo que una nacionalización real no existe.