Sloppenwijk van Caracas, een verassing voor wie het wil zien

De smalle straatjes oplopende, met aan beide zijden gekleurde huisjes, kom ik slechts een oude dame met haar boodschappentas tegen. Er is geen plaats voor auto´s hier en op dit uur van de dag zijn er niet veel voorbijgangers, omdat de brandende zon de mensen hun huizen in jaagt. De verkoper van een klein winkeltje knikt me gedag (link).






De kleuren van de huizen, de bloemen aan de raamkozijnen en twee kinderen die luid lachend achter een voetbal aanrennen, heten me welkom als ik als een schip stroomopwaarts pasje voor pasje de steile straat naar boven schommel. Wanneer ik me omdraai om even uit te rusten komt me een spectaculair uitzicht tegemoet. Ik zie een dal vol met onregelmatige daken en steegjes die zich een weg zoeken naar de brede hoofdstraat in het midden, San Martin. In die chaos ontsnapt een vlieger dat door een kind hoog boven de daken uitgestuurd wordt. 

Er wonen ongeveer een miljoen mensen in de sloppenwijken van Caracas. Volgens velen zijn het onbewoonbare en gevaarlijke plaatsen. Maar struinend door mijn sloppenwijk, die zijn naam aan de boom met de lange stam en de paarse bloemen dankt, zie ik de schoonheid die ze bezit, ondanks de problemen. Ik bevind me in El Guarataro.

El Guarataro verschilt niet veel van de andere sloppenwijken in Caracas. Het is ook niet zo groot vergeleken bij bijvoorbeeld Petare. Het ligt in het oosten Caracas vlakbij El 23 de Enero en Catia. El Guarataro is deel van de gemeente San Juan, die met zijn 110.692 inwoners huisvest een bevolkingsdichtheid van 31.393 personen per km2 heeft. In Amsterdam zijn dat er 4509 personen per km2. El Guarataro is een van de dichtstbevolkte gedeeltes van San Juan.

Vandaag, hangende uit haar raam in Calle del Carmen, werd ik uitgenodigd door mijn buurvrouw om met haar mee te gaan naar het verjaardagsfeest van haar neef Juan David. Dat leek me wel wat. De Venezolanen staan namelijk nogal bekend om hun uitbundige feesten.

Na wat taartjes te hebben gekocht bij de Portugese bakker op de hoek van de kerk, Palo Grande, loop ik het straatje in met de koloniale huizen. De kerk stamt uit 1956, maar de achterliggen huizen aan de voet van de sloppenwijk zijn een kleine 100 jaar ouder en ze zijn in niets veranderd sinds hun bouw. De structuur van kamers die uitkomen op een centrale binnenplaats is nog hetzelfde en de dakpannen daken en lemen muren ook. Het zijn verborgen stukjes geschiedenis van Venezuela, die in de lagere regionen van de sloppenwijken te vinden zijn al dan niet aangepast aan modernere tijden.

Ik kom langs de hoek van El Martillo waar twee tieners basketbal aan het spelen zijn (link). Basketbal is één van de meest populaire sporten in de sloppenwijken, omdat het niet veel ruimte inneemt. Verderop kom ik langs een van de vele kleine winkeltjes die van-alles-en-nog-wat verkopen maar altijd rum hebben. Vlak voor dit winkeltje staat een zwerver op de salsamuziek te dansen dat uit het winkeltje blèrt (link) en hij danst goed! De mannen aan de andere kant van de straat bekijken de zwerver smalend en roepen me ondertussen wat na. Een van hen is best knap.

Het feest van de neef van mijn buurvrouw is helemaal boven in de sloppenwijk. Hier zijn de huizen nieuwer en hoger. Als de volwassen kinderen gezinnen krijgen en er geld is wordt er een nieuwe verdieping op het ouderlijk huis gebouwd. Venezolanen hebben soms wel 10 kinderen. 

Het is nog vroeg, en oud en jong zit op straat wat te kletsen als er een motorfiets de steile straat afscheurt op zijn achterwiel (link). Die crossbrommers zijn het statussymbool van de jongens in de sloppenwijken. Deze jongen moet nog even oefenen want hij valt flink op zijn gezicht.

Als ik bij het huis van Juan David aankom denk ik ineens aan de volksschrijver en komiek Aquiles Nazoa, die geboren is in deze sloppenwijk in 1920 in een eenvoudige familie. Ik zie de vrienden van Juan David bezig met hun auto. Ze zijn aan het proberen een geluidsinstallatie zo groot als de hele achterbak te installeren (link). Nazoa, één van de weinige schrijvers van die tijd die de volkstaal sprak van arbeiders en voormalig slaven, schreef al over de dromen van jonge mannen van auto´s en status.

[…] Als één van deze jongeren op een dag
Hun basis lessen Engels en rekenen onderbreken
Om de wereld te betreden van hen die ´de mode beheersen´
Een welgemanierde jongeling die ´een auto met alles erop kocht´.


Dat de meisjes kunnen zeggen: “wat is de bediening vandaag de dag toch slecht”
Niemand begrijpt het werk van een dame van vandaag
Het laatste wat me is overkomen is met mijn zwarte (bediende)
Nou als ik je vertel wat zij vroeg […]


Vanaf haar gestage uitgroei tot aan de jaren 70 had El Guarataro eigenlijk wel een goede naam. Zij dankte die reputatie aan de bouw van de moderne verloskliniek, La Maternidad en andere ziekenhuizen en klinieken aan de rand van de sloppenwijk. De urbanisatie nam echter vanaf de jaren 20 ook steeds toe. Betaald werk was, zoals in veel Zuid-Amerikaanse landen, alleen in de stad te vinden. El Guarataro ligt dicht bij het centrum en er is een goede verbinding vanaf de rand van de wijk. Dankzij de ligging en de trek naar de stad groeide de wijk na de jaren 70 compleet uit zijn voegen en werd er nooit iets aan onderhoud en sociale voorzieningen gedaan. De buurt verloor daarmee definitief haar relatief goede reputatie.

Ik ben inmiddels in het huis van Juan David aangekomen, maar er zijn niet veel vrienden, het is nog vroeg. Het uitzicht vanuit zijn huis is spectaculair (link). Later op de avond gaan we een paar straten hoger naar het feestzaaltje op het dak. Zelfs oma danst mee (link). Maar de sfeer komt er pas goed in als Hector Cabrera wordt gedraaid, de ´dichter van het lied´, geboren in 1932 in de stegen van El Guarataro (link).

Als ik later de straten weer afdaal vergezeld door mijn buurvrouw en haar familie, komen we langs de verjaardag van de kleine Marianela (link) en eten we nog wat op straat bij Rosa die wat vlees en mais roostert (link). En dan snel naar huis in Calle del Carmen waar ik even later inslaap met het geluid van de nachtkikkers en de auto´s in de hoofdstraat San Martin. Zo gevaarlijk lijkt de sloppenwijk eigenlijk niet.


Waar is El Guarataro?  hier


Tessa Marsman

Approved New Regional Integration Bloc

Yoama Chappottin Ford, 23-02-2010
23 de febrero de 2010, 16:20Playa del Carmen, Mexico, Feb 23 (Prensa Latina) Presidents attending the Summit of Unity in this city approved on Tuesday the creation of the Community of Latin American and Caribbean States, conceived as another important step in integration.

The new mechanism would involve all countries in the hemisphere, without US or Canada and plans to absorb the Summit of Latin America and the Caribbean and the Rio Group, while it will co-exist with other sub-regional organizations.

The presidents and senior representatives from 32 countries attended the Cancun meeting agreed to launch the new bloc, whose formal operation will happen when all the statues have been agreed.

According to President Felipe Calderón, host of the meeting, the purpose of the consultation mechanism will be to project the region in a global level based on respect to international law, equality of states, respect for human rights and cooperation.

For his part, Cuban President Raúl Castro, described the creation of the new mechanism of historical significance.

Cuba considers the conditions exist for rapid progress towards the establishment of a regional organization purely Latin American and Caribbean which integrates and represents the 33 independent nations of the region, said the head of state.

In addition to regional integration, the appointment of the Riviera Maya discussed a broad agenda and adopted statements on Haitiâ�Ös reconstruction, Argentina's sovereignty over the Malvinas and climate change.

ef ycf yea
Modificado el ( martes, 23 de febrero de 2010 )

Crean nuevo organismo regional en Cumbre de Río

Haiti and Falkland Is. at the Center of Summit

Carmen Esquivel Sarría

Quintana Roo, México, Feb 20 (Prensa Latina) The Summit of Latin American and Caribbean Unity will begin here Monday surrounded by the crisis in Haiti, tension in the Falkland Islands and the aftermath of the coup in Honduras.

Presidents, prime ministers and high-level delegations will meet here on February 22 and 23 at the Mayan Riviera, coinciding with the Group of Rio and the Summit of Latin America on Integration and Development (CALC).

The summit will have as background the catastrophe left by the earthquake that devastated the capital and several surrounding cities of Haiti, with 240 thousand dead, 300 thousand wounded and about three million victims.

It is not the first time that Haiti centers the attention of the Group of Rio. At the meeting of 2004 in Brazil, the need for aid commitments at short, medium and long terms was stressed to solve that country�s crisis.

At this summit discussion will cover not only the quake emergency, but also a series of sustainable programs like those of the Bolivarian Alliance for the Peoples of our America to develop a health system in that nation.

Another question which will center the attention is the increasing tension around the illegal oil exploration by the United Kingdom in the Falkland Islands, taken by force from Argentinean sovereignty in 1833.

"We have no doubt we are going to find Rio Group solidarity because we are only pretending is compliance with internacional law," declared the spokesperson of the Argentinean government, Ruperto Godoy.

According to Mexican deputy Foreign Minister Salvador Beltran, a statement on the Argentinean claim over Falklands sovereignty is expected.

Beltran also confirmed MexicoÂ�s decisión, as host country, of not inviting to the summit the president of Honduras, Porfirio Lobo, who was elected during the rupture of institutional order in that Central American country.

In an extraordinary summit held last year in Managua, the Group of Rio condemned with energy the coup d�Etat of June 28 against the government of Manuel Zelaya.

The forum termed as unacceptable the use of force to overthrow a legally established government.

Although the issue is not in the summit agenda, the president of Nicaragua, Daniel Ortega, announced that Central American presidents will take the ocasión to meet and analyze the situation of the neighbouring nation.

This weekend the FMs work in the debate and final redaction of the documents to be submitted to the approval of the heads of state next Monday.

The Group of Rio, created in 1986, is made up by 23 countries: Argentina, Brazil, Bolivia, Belize, Colombia, Chile, Caribbean Community (CARICOM), Costa Rica, Cuba, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Guyana, Honduras, Haití, México, Nicaragua, Panamá, Perú, Paraguay, Dominican Republic, Uruguay and Venezuela.

ef car

Chávez: Creación de nueva organización en Cumbre de Río permitirá fin de colonialismo de EEUU en el continente

Surgirá en Cancún una OEA sin el imperio: Evo Morales

Lo que se prepara contra Venezuela

Ángel Guerra Cabrera (La Jornada)

La larga y tupida guerra mediática contra Venezuela ha entrado en una fase delirante en la que es abismal la distancia entre lo que realmente ocurre en el país y lo que publican los consorcios mediáticos. Quien juzgue a Venezuela únicamente por lo que se publica en ellos llega a la conclusión de que es un Estado “fallido”, donde se justifica cualquier cosa, sea el golpe militar, el magnicidio, una intervención armada extranjera o todos esos “remedios” juntos, precisamente el sentido común que buscan instalar sus editores. Y es que los grandes medios de Estados Unidos, España y otros países del la OTAN, los miembros de la Sociedad Interamericana de Prensa y las cadenas electrónicas latinoamericanas dibujan una imagen tan distorsionada de la realidad venezolana que nadie desprejuiciado aceptaría que la nación así descrita sea la misma en la que una decena de transnacionales –entre ellas Chevron y Repsol- acaba de invertir ochenta mil millones de dólares para iniciar operaciones en un sector de la Faja Petrolera del Orinoco, aquella en la que una mayoría históricamente marginada hoy goza de todos los derechos, donde existe una sólida popularidad de su presidente y confianza en su gobierno, que se expresa en la estabilidad política o en marchas desbordantes como la del 23 de enero. Hace poco el veterano periodista venezolano Eleazar Díaz Rangel se preguntaba de dónde podía haber sacado la revista Newsweek los elementos de información como para vaticinar para este año algo tan descabellado como el derrocamiento del presidente Hugo Chávez por un golpe militar.

Pero la arremetida contra Caracas en el exterior no es sólo mediática, por más importante que sea este componente de la estrategia antivenezolana de Estados Unidos. Es multifacética y contiene planes de inteligencia, subversión y agresión militar en los que participan el Departamento de Estado, el Comando Sur de las fuerzas armadas de ese país, ni qué decir la “comunidad de inteligencia” bajo las órdenes del almirante Dennis Blair, la oligarquía y el gobierno colombianos, más o menos abiertamente los gobiernos y fuerzas políticas de derecha dentro y fuera de América Latina y, por supuesto, la contrarrevolución interna. De todo ello hay sobradas pruebas.

La contrarrevolución interna es muy necesaria para dar la imagen de una sociedad insubordinada y un país ingobernable y realizar labores de espionaje y subversión para los servicios especiales estadunidenses y aliados pero su desgaste y desprestigio forzó a Washington a buscar reclutas entre estudiantes de clase media que han sido entrenados en las técnicas de las revoluciones de colores con fondos de la Agencia de Estados Unidos para el Desarrollo Internacional(USAID por sus siglas en inglés) y de la National Endowment for Democracy, ambas fachadas de la CIA. Pero ya este grupo también ha perdido la fuerza inicial y la multitudinaria marcha de los jóvenes bolivarianos de hace unos días en Caracas desactivó las acciones criminales que había iniciado y no dejó dudas del apoyo al gobierno en ese sector.

Tanto para la revolución como para la contrarrevolución la batalla más importante de este año es la elección legislativa del 26 de septiembre. Pero dentro de la contrarrevolución, que salvo por el odio a Chávez está dividida, hay un pleito feroz por las candidaturas y, sobre todo, no tiene confianza en que pueda impedir a los bolivarianos alzarse con las dos terceras partes de los escaños en la Asamblea Nacional necesarios para mantener el rumbo revolucionario. El dominio electoral del chavismo es lo que invariablemente termina inclinándola al rumbo golpista y a la desesperación. Ello explica los intentos de culpar a Chávez de los problemas con el abasto de agua y electricidad debidos a una de las más grandes sequías desde que se llevan registros, que el gobierno está enfrentando con gran energía y ha colocado a Alí Rodríguez, uno de sus mejores cuadros, para darle solución.

Pero para tener una idea de lo que se prepara contra Venezuela nada más elocuente que recordar el Estimado Nacional de Inteligencia presentado al Congreso de Washington por el almirante Blair: “En Venezuela, Bolivia y Nicaragua líderes populistas… se han unido para rechazar la influencia de Estados Unidos… en la región. El presidente de Venezuela… se ha establecido como uno de los detractores principales a nivel internacional contra Estados Unidos…” Si esto es lo que dicen públicamente…

aguerra_123@yaho.com.mx

Unasur aprueba fondo de 100 millones de dólares de ayuda a Haití e insta a condonación de deuda

En el documento final aprobado unánimemente por los presidentes y representantes de los gobiernos de la Unasur, se decidió un plan integral de ayuda a Haití, que incluye atención inmediata y estrategias a largo y corto plazo para la reconstrucción de la empobrecida nación caribeña.

TeleSUR
La Unión de Naciones Suramericanas (Unasur), aprobó este martes un fondo de ayuda a Haití de 100 millones de dólares y el envío de carpas para los damnificados por el sismo del pasado 12 de enero. Instó asimismo a los miembros del grupo a condonar la deuda al país más pobre de América.

En el documento de la cumbre extraordinaria que se llevó a cabo este día en Quito, capital de Ecuador, los socios del bloque suramericano también dieron su voto para la solicitud de un crédito de hasta 200 millones de dólares al Banco Interamericano de Desarrollo (BID) con un plazo de pago de entre 15 a 20 años y con un interés mínimo. Este préstamo está respaldado por la Unasur.

Acordaron además trabajar por la recuperación del sector agrícola del país, aspecto que incluye la reforestación, donación de semillas e insumos para impulsar el desarrollo económico en la nación caribeña.

El texto también prevé incrementar acciones de la docena de países miembros en materia de salud para mejorar la calidad de vida del pueblo haitiano; todo en labor conjunta y bajo la supervisión del gobierno constitucional de Haití.

En cuanto a la reconstrucción de la infraestructura del país, los asistentes a la reunión extraordinaria de Unasur acordaron la instalación de albergues para las miles de personas que actualmente viven a la intemperie mientras se recuperan las ciudades más afectadas. Este punto abarca la donación de maquinarias al gobierno haitiano.

En cuanto a la reforestación de Haití, Unasur coincidió en la necesidad de estimular la diversificación de fuentes energéticas y el uso de energías renovables para que la nación no dependa tanto de la explotación de la madera, que ha causado la casi extinción de la vegetación en la isla.

El acuerdo de 12 puntos exhorta, igualmente, a los países del bloque a facilitar los procesos de regulación migratoria en beneficio de los haitianos que soliciten residencia en estas naciones, así como la eliminación de tarifas de exportaciones para estimular la inversión en Haití.

La educación también se verá estimulada por el plan de colaboración de la Unasur hacia el pueblo haitiano pues se prevé la construcción de nuevas escuelas y liceos con características antisísmicas.

Se establece, finalmente, la cooperación de los Estados miembros para el envío marítimo de ayudas a Haití y la promoción de una brigada de solidaridad que colabore en la nación caribeña.

El documento fue aprobado por el voto unánime de todos los asistentes al final de la sesión, donde el presidente de Ecuador, Rafael Correa, expresó que lo más importante de este plan es "ejectutarlo por el bien de Haití".

Haiti no merece otra invasión

A su salida de la Cumbre, el vicepresidente de Bolivia, Álvaro García Linera, señaló que la devastada nación caribeña no se merece una invasión, al referirise a los 16 mil soldados que Estados Unidos envió a pocos días de la tragedia.

"Haití es un territorio que no se merece, en medio de una tragedia, una invasión más", expresó García Linera a los medios de comunicación.

Asimismo, señaló que el tema de la ocupación de Haití "no se ha debatido, pero hemos dejado por sentado nuestra posición".


teleSUR / ve - MM

Voz de América: de la Guerra Fría al combate frontal contra el Alba

ALAI, América Latina en Movimiento
4-2-2010
La radio: arma del imperialismo e instrumento vital de la resistencia
Inés Hayes

La voz de quién: nacida en la década de 1940 como instrumento de difusión contra el bloque socialista europeo, la Voz de América (VOA) es utilizada hoy para vilipendiar los procesos revolucionarios de los países integrantes del Alba. Hoy como entonces, VOA es la versión brutal, “american style”, de otro instrumento clave para la difusión de la ideología imperialista: la BBC de Londres. Según su propio sitio electrónico, la VOA transmite más de 1.250 horas de noticias por semana y programación informativa, educacional y cultural a una audiencia mundial de más de 134 millones de personas; sus programas son producidos en 45 idiomas. Como contrapartida, en la VIIª Cumbre de la Alianza Bolivariana para los Pueblos de Nuestra América, los Estados miembros decidieron crear una red de medios con alcance regional para luchar contra la guerra mediática del gran capital. Si durante una etapa anterior VOA pudo aparecer como expresión genuina del pueblo estadounidense y conquistar millones de conciencias confundidas en el bloque del Este, hoy, en medio de la crisis capitalista y frente a una alternativa que reivindica el socialismo del siglo XXI, no tiene chance de cumplir su tarea confusionista y manipulatoria.

En medio de la crisis capitalista más feroz de la historia, Estados Unidos vuelve a apuntar a la región desde la radio. Según su propia definición: “La Voz de América es el servicio en español de Voice of America (VOA), una prestación internacional de noticias multimedia que se transmite desde 1942 financiada por el gobierno estadounidense por medio de la Junta de Gobernadores de Radiodifusión”. Las cifras hablan por sí solas: “Cada semana, VOA transmite más de 1.250 horas de noticias y programación informativa, educacional y cultural a una audiencia mundial de más de 134 millones de personas. Sus programas son producidos en 45 idiomas”.

Creada a principios de la década de 1940 por Columbia Broadcasting System (CBS) y la National Broadcasting Company (NBC), la Voz de América fue el gran amplificador utilizado contra el bloque socialista europeo con epicentro en la Unión Soviética. Hoy es el portavoz de la guerra mediática que la Casa Blanca utiliza para desprestigiar a los gobiernos revolucionarios que integran la Alianza Bolivariana de los pueblos de Nuestra América (Alba).

“El presidente de Venezuela, Hugo Chávez, insistió en su programa Aló Presidente, sobre la amenaza que implica para su país el acuerdo militar que permitirá que tropas norteamericanas operen de forma controlada en al menos siete bases colombianas”, se puede leer en su página electrónica en español (www1.voanews.com). Según la Voz de América, si se desatara una guerra en Suramérica, el único responsable sería el mandatario venezolano. Si se confía en los números de audiencia auto adjudicados por la radio, el veneno informativo de la VOA llegaría diariamente a 134 millones de personas en todo el mundo.

Proyectos Troy y Camelot en el aire

Joan Mower, directora de Relaciones Públicas y Fomento de la VOA, aseguró al Nuevo Herald que la Voz de América cuenta con 319 estaciones radiales afiliadas en Latinoamérica que retransmiten gratuitamente sus programas: 199 en Bolivia, 77 en Colombia y siete en Ecuador y Perú. Mower agregó además que la entidad tiene 95 televisoras afiliadas, de las cuales, 23 están en Colombia. “La división en español cuenta con 21 empleados y un presupuesto para 2009 de 3,1 millones de dólares”, indicó. “Luego de que tres miembros de la Junta Directiva de Transmisiones viajaran por la región de los Andes y Centroamérica, la entidad decidió aumentar el alcance de la estación capacitando a 17 periodistas independientes latinoamericanos”, dijo Mower al diario de Miami.

La vocera de Fomento agregó que la VOA está dictando talleres de capacitación para periodistas en Bolivia, Argentina, Panamá y Haití sobre cómo cubrir la epidemia de la gripe porcina. “También está trabajando para ofrecer a los afiliados un mayor acceso en internet a materiales de audio y video de alta calidad para su transmisión”, añadió Mower. “Los sondeos más recientes de la VOA en los cinco países del área andina y Cuba mostraron una audiencia total de 1,9 millones de adultos: 1,4 millones en la radio, 500 mil en la televisión y 200 mil en internet”, aseguró Mower a El Nuevo Herald.

Detrás de la supuesta capacitación a periodistas independientes, están los fantasmas de los proyectos Troy y Camelot. El primero de ellos nació con la VOA para difundir la propaganda estadounidense en el mundo. Se lo conoció como propaganda blanda y su objetivo principal –que hoy reedita la Voz de América– fue enaltecer a Estados Unidos como el portador de la democracia y la libertad. James Webb, consejero del Secretario de Estado de la presidencia de Harry Truman fue uno de los creadores de este plan.

En la década de 1940, Webb recomendó la utilización de estudiantes universitarios como vía de difusión de la promoción estadounidense en el mundo. Los expertos del proyecto aconsejaron el uso de intercambios universitarios, la publicación de libros y la creación de diarios y radios profesionales para llevar a cabo la llamada Guerra Psicológica.

El proyecto Camelot, nacido en los años 1960, consistió en la construcción de operaciones de contrainsurgencia para frenar los procesos de liberación nacional que estaban teniendo lugar en el mundo.

En la actualidad sobran los ejemplos de cómo se instrumentan estos dos planes en Venezuela, Bolivia, Ecuador y Nicaragua. La cooptación de un sector minoritario del estudiantado universitario en Venezuela y la actuación de los grandes medios del capital financiero internacional son muestras claras de cómo operan los actores de la contrarrevolución en el continente.

Según la propia embajada de Estados Unidos en Managua, a través de la televisión por cable, la VOA modernizó sus transmisiones en Nicaragua destinando un presupuesto de 190 millones de dólares. En Venezuela, los grandes medios de comunicación lanzan permanentes diatribas infundadas contra el presidente Chávez y el proceso de cambio que conduce. Las más descabelladas son las que plantean que con la profundización de la Revolución Bolivariana se les quitará la patria potestad a los padres.

El reclutamiento de estudiantes universitarios y de periodistas mercenarios para difamar a los países del Alba es otra de las características de la reactualización de estos planes imperiales. En octubre de 2007, la VOA otorgó el micrófono al golpista venezolano Manuel Rosales quien exigió una condena de la OEA a Venezuela por supuestas violaciones a los derechos humanos. Los ejemplos sobran: desde la VOA se tildaron de fraudulentas a las elecciones municipales nicaragüenses de 2008 que dieron como resultado un aplastante triunfo del sandinismo.

En Ecuador, las emisoras afiliadas a la VOA también operan contra la Revolución Ciudadana que lidera Rafael Correa. Durante las últimas manifestaciones de la Confederación de Nacionalidades Indígenas de Ecuador (Conaie), a través de radios, periódicos y programas televisivos desfilaron varias encuestas que señalaban una supuesta caída en la popularidad del Presidente. Para intentar mostrar a un país convulsionado y afectar la imagen del Gobierno, los medios transmitieron como nunca antes en la historia, el levantamiento indígena. Centenares de notas de prensa con información distorsionada circularon por radio, televisión y prensa escrita con el fin de generar tensiones entre el Gobierno y los representantes indígenas.

En Argentina, Radio Mitre, perteneciente al multimedio Clarín, figura entre los afiliados de la VOA. En la lista de asociados de su página electrónica, figuran emisoras afiliadas de Chile, Uruguay, Colombia, Costa Rica, República Dominicana, El Salvador, Guatemala, Haití, Honduras, México, Panamá y Paraguay.

La VOA en Bolivia

Tal como lo denunció el presidente boliviano Evo Morales, la Usaid (Agencia de Estados Unidos para el Desarrollo Internacional), acompañada por los grandes medios de comunicación, financió a centenares de organizaciones no gubernamentales de Bolivia para desestabilizar al gobierno del MAS y profundizar los intentos separatistas de la derecha.

La radicalización de los procesos populares y antimperialistas como el que actualmente se produce en Bolivia ha exacerbado todos los mecanismos de control de las ideas, del pensamiento, del imaginario social y del campo simbólico, y en este contexto, las radios se han convertido en uno de los terrenos más importantes en la lucha ideológica y política.

La respuesta del gobierno y de las organizaciones populares de Bolivia, particularmente las sindicales y comunitarias de campesinos e indígenas frente a la agresiva acción opositora de las radios empresariales y comerciales de gran alcance técnico y, en muchos casos, respaldadas por la Voz de América, ha sido la creación de ochenta radios comunitarias dirigidas a la comunicación, la orientación, el debate y la organización de los sectores mayoritarios.

En más de 40 años, la Voz de América, a través de programas enlatados, conexiones directas de sus corresponsales, becas y viajes de capacitación de radialistas bolivianos a Estados Unidos, ha conseguido montar una red de contactos y medios de difusión para lanzar sus postulados de “libertad, anticomunismo y occidentalismo”.

Tomando en cuenta que el medio más efectivo de comunicación en Bolivia es la radio por su amplia llegada gratuita a todas las regiones y sectores del país, su importancia estratégica es trascendental. Son más de 400 las radioemisoras legalmente establecidas en el país, sin contar las 200 que funcionan de manera no oficial en las poblaciones más alejadas.

Junto con las cadenas empresariales de televisión y los periódicos tradicionales, las radioemisoras de mayor alcance buscan influir sistemáticamente en la población utilizando mensajes de desprestigio del proceso político que conduce Evo Morales. Durante los últimos años, en la práctica opositora al gobierno del Movimiento al Socialismo (MAS), las radioemisoras de alcance nacional y muchas locales del Oriente del país (Santa Cruz, Beni, Pando, Tarija y Chuquisaca y sus provincias) se convirtieron en bastiones de la propaganda contra el Presidente. De manera sostenida, los mensajes editoriales de la Voz de América han estado presentes en la campaña de desestabilización del Gobierno, en correspondencia con las acciones de la oposición oligárquica regional apoyada, según denuncias del propio Evo Morales, por la representación oficial de Washington.

A través de su embajada en La Paz, la intervención del gobierno de Estados Unidos en los asuntos internos de la política boliviana ha sido respondida por el gobierno con la decisión, en agosto de 2008, de expulsar al embajador estadounidense, Philip Goldberg, a la Usaid, y a la DEA, la supuesta encargada de la lucha contra el narcotráfico.

La actuación de la VOA en la actualidad recuerda su detallado trabajo contrarrevolucionario durante la Revolución Nacional de 1952, conducida por el MNR y durante el período nacionalista de 1969-1970, liderado por Ovando-Torres. A pesar de los intentos de la iglesia católica de instalar radios paralelas en los distritos mineros, las radios mineras y sindicales adquirieron una importancia vital en la lucha de los trabajadores bolivianos para coordinar sus luchas, huelgas y demandas. De esta experiencia surgieron las radios de los sindicatos campesinos en Oruro, Cochabamba y La Paz y se difundieron otras en varias regiones del país.

En la última década, las emisoras comunitarias, instaladas en zonas urbanas y rurales, se han posicionado como alternativa a las comerciales creando redes autónomas. Durante el gobierno de Evo Morales su presencia se ha consolidado bajo la coordinación de Radio Patria Nueva, emisora oficial del Estado boliviano.

Con el apoyo del gobierno bolivariano de Venezuela y en coordinación con el Alba, Evo Morales ha impulsado la instalación de radios comunitarias de sindicatos y organizaciones populares en todo el país.

Emisoras colombianas contra Venezuela

Estados Unidos no sólo amenaza a la región desde sus bases militares en el continente. En recientes declaraciones públicas, la directora de Radio Nacional de Venezuela (RNV), Helena Salcedo, denunció que desde territorio colombiano funcionan varias emisoras del Ejército de ese país que diariamente atentan contra Venezuela. “Sostuvimos una reunión en el Ministerio de Comunicación e Información en el que nos proporcionaron un video que muestra todas las frecuencias que tienen varias emisoras del Ejército colombiano contra Venezuela, cuya potencia llega a 50 kilovatios. Esta es una situación sumamente grave”.

La directora de RNV dijo además que “la presencia de paramilitares en el Estado Táchira (en la frontera con Colombia) ha generado una situación de perturbación en la población porque obligan que en el transporte colectivo se coloque esta emisora como una forma de ‘pagar vacuna’. Es necesario reiterar esa información para que las personas conozcan la gravedad de la situación y puedan organizarse para ejercer la inteligencia social”.

Salcedo hizo un llamado a la población venezolana a estar alerta sobre las actuaciones de estos grupos de paramilitares en la frontera: “su intención es ejercer una provocación contra Venezuela”, afirmó la directora de RNV.

Días después, la ministra de Comunicación e Información, Blanca Eekhout denunció que “medios de comunicación internacionales dirigen una campaña contra el presidente Hugo Chávez al tergiversar y mentir sobre cualquier cosa que diga”. La Ministra agregó que los medios buscan instalar la idea de que el gobierno venezolano desea una guerra con Colombia “cuando más bien es desde Estados Unidos que se busca crear un conflicto colombo-venezolano”.

En consonancia con las declaraciones de Helena Salcedo, Eekhout denunció que en la frontera entre Colombia y Venezuela, una radio del ejército colombiano suplanta la señal de la estatal Radio Nacional: “Hay una campaña de mentiras mediáticas originadas desde el imperio estadounidense que intenta acusar al gobierno de Venezuela de promover una guerra, cuando son ellos los que quieren imponer una agenda de muerte”. La Ministra dijo que su país ha sido víctima de la penetración de la violencia y del narcotráfico desde Colombia. “La declaración de Chávez fue interpretada como un llamado a una guerra cuando lo que hizo fue convocar a la defensa de la soberanía. Nosotros no tenemos planes guerreristas, el plan de guerra es montar las bases militares en Colombia”, concluyó Eekhout.

Radio y TV Martí

En declaraciones a El Nuevo Herald, el director de la división en español de la VOA, Alberto Mascaró afirmó: “Estamos dando especial atención a la región andina debido a lo que ocurre allí”. Mascaró anunció además que para alcanzar sus objetivos, la Voz de América utilizará las instalaciones de Radio y TV Martí.

Según un artículo del periodista canadiense radicado en Cuba, Jean Guy Allard, Mascaró es sobrino de la esposa de Pedro Roig, director general de Radio y TV Martí; fue además director de la Interamerican Military Academy de Miami. “Roig fue formado en la CIA en Fort Benning junto al terrorista internacional Luis Posada Carriles como sicario de la Operación 40, con vista a la fracasada invasión de Playa Girón”, afirma Allard en una nota publicada en el sitio electrónico Cubadebate. En su artículo, Guy Allard informa que “a pesar de sus intentos descabellados, con 170 empleados y un presupuesto de 34,8 millones de dólares, Radio y TV Martí no llegan a difundir su programación en Cuba”.

El 21 de marzo de 1960, unos meses después del triunfo de la Revolución Cubana, la VOA inició sus agresiones radiales contra la isla mediante un programa en español dirigido a fomentar la desestabilización interna y a desinformar al pueblo cubano. Radio Swam, ubicada en un islote en el Golfo de Honduras llamado Isla Swam, comenzó a transmitir el 17 de mayo de ese mismo año. La CIA no tuvo reparo en usar a esta emisora clandestina sin inscribirla ante el Registro Internacional de Frecuencias de la Unión Internacional de Telecomunicaciones (UIT), ni ante el North American Regional Broadcasting Agreement. En esa década, el discurso ideológico de Radio Swam incitaba al terror, al sabotaje, a la desobediencia civil y a la persecución del comunismo. Tras el bochornoso fracaso de la Brigada 2506 en las arenas de Playa Girón y Playa Larga, Radio Swam se transformó en Radio América. El 20 de mayo de 1985 nació Radio Martí como un servicio de la VOA. Con el surgimiento de Radio y TV Martí no desapareció el papel asignado a la VOA, que mantiene su programa Ventana al Caribe como un espacio para difundir las mentiras de la contrarrevolución.

- Desde Buenos Aires, Inés Hayes, con informes de Eduardo Paz Rada desde La Paz y Percy Alvarado desde La Habana.

Fuente América XXI:- http://www.americaxxi.com.ve

Antwoorden op Sociale Uitsluiting Onafhankelijke en democratische projecten in Argentinië

Tijdschrift Deviant en Netwerk Apoy-ar organiseren:

Vrijdag 19 februari 2010
Aanvang: 19.30
Antwoorden op Sociale Uitsluiting. Onafhankelijke en democratische projecten in Argentinië op het gebied van psychiatrie en jeugdzorg. Een avond met inleidingen, presentaties, kunst, poëzie, muziek, film en discussie.
Gast uit Buenos Aires: Vicente Zito Lema (jurist, dichter, journalist, theatermaker

Bijdragen van:
Aimée Zito Lema(beeldend kunstenares, musicienne)Eduardo Sternberg (oprichter Netwerk Apoy-ar, SKAN)Doortje Kal(publiciste, kwartiermaakster)Heinz Mölders (oprichter Multiloog, kunstenaar)Jolande Zuidema (Netwerk Apoy-ar)Michi Almer (redacteur Deviant, Netwerk Apoy-ar)Regine Bergmeijer (Pelota de Trapo)

Theater De Ruimte: Cliffordstraaat 38, Amsterdam

Entree: gratis. Reserveren (wegens beperkt aantal plaatsen): email: e_sternberg@hotmail.com Deviant, tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij, besteedt al ruim 16 jaar aandacht aan vernieuwende, democratische praktijken in de geestelijke gezondheidszorg en aangrenzende gebieden. Op dit moment staat Argentinië in de schijnwerpers met artikelen over Participatief theater en preventie (Deviant nummer 62), Psychosociaal centrum La Puerta (Deviant 63), Frente de Artistas del Borda, een ‘front van kunstenaars’ dat strijdt tegen de inrichting (Deviant 64, verschijnt in maart), en ‘Lessen van Freire, pedagogisch werk als wapen tegen uitsluiting’ (in voorbereiding). Zie www.tijdschriftdeviant.nl.

Netwerk Apoy-ar ondersteunt projecten die zich in Argentinië inzetten voor groepen die bedreigd worden door uitsluiting: met name kinderen en jongeren uit krottenwijken en mensen met psychische problemen. Voor beide groepen dreigt na uitsluiting – van onderwijs, van regulier werk, van banden met klasgenoten, familie, collega’s en buren – opsluiting: in (jeugd)gevangenis of psychiatrie. Deze projecten bieden niet alleen opvang, zorg- en hulpverlening maar willen ook een alternatief bieden voor de sociale verhoudingen die tot uitsluiting leiden. “We doen dit werk niet vanwege liefdadigheid, maar om samen met de kinderen te bouwen aan een betere wereld”, schrijft Alberto Morlachetti, oprichter van het jeugdproject Pelota de Trapo. “Een andere wereld is mogelijk, maar we moeten haar ontwikkelen binnen deze wereld”, schrijft Hector Fenoglio, oprichter van La Puerta, een psychosociaal centrum dat mensen buiten de psychiatrie wil houden. En bij Granja Siquém, een ander jeugdproject met speciale aandacht voor jongeren die in aanraking zijn gekomen met justitie, gaat het om samen werken aan “een cultuur van menselijke ontplooiing en
verbondenheid, die ons de waardigheid teruggeeft die we verdienen”.

Op 19 februari willen wij deze projecten aan u voorstellen, vanwege het werk dat ze, met beperkte middelen, doen. Dit werk verdient alle steun. Maar ook omdat deze Argentijnse projecten voor ons hoopgevend, prikkelend en inspirerend zijn. Hoopgevend niet als droom voor een verre toekomst maar als mogelijkheid om nu dingen anders te doen. Prikkelend en inspirerend omdat ze een onverwacht licht werpen op hoe het in Nederland gaat.

Vicente Zito Lema zet zich al tientallen jaren in voor de verbetering van het lot van psychiatrische patiënten. Hij werkt samen met Pelota de Trapo en La Puerta. Tijdens de militaire dictatuur in Argentinië woonde hij enkele jaren in Nederland.
In Buenos Aires ben je als je hem weet te strikken voor een lezing verzekerd van
een volle zaal, dus we zijn zeer blij met zijn medewerking!

Tijdens de avond zijn tolken aanwezig en worden presentaties in het Nederlands ondertiteld. En er is een expositie van aquarellen van Loria Petrini uit Buenos Aires (werk van hem is te zien in het Museo Reina Sofia in Madrid) die verkocht worden. De opbrengst is uiteraard bestemd voor de projecten.

Het programma begint om 19.30 (zaal open vanaf 19 uur) in Theater De Ruimte, Cliffordstraat 38, Amsterdam. Bereikbaar vanaf Amsterdam CS met bus 21, uitstappen Van der Hoopstraat (ca 10 minuten) en verder met tramlijn 10, (eind) halte Van Hallstraat.

Starts Bicentennial Cycle of 20 years with victories of the Revolution

Rnv Web Press / Presidential Press.
5 Febrero 2010
Inicia Ciclo Bicentenario de 20 años con victorias de la Revolución

Caracas, Distrito Capital .- The President of the Republic, Hugo Chávez, called on the Venezuelan people to prepare to start a period of twenty years that is part of the bicentenary cycle, that will be of struggle and victory of the Bolivarian Revolution.

We need to "put on the top the tremendous event that we are beginning to celebrate, we are warming the individual and collective spirit to start the Bicentennial cycle, epicenter of the independence that is still ongoing," said President Chavez in the commemoration of February 4, 1992, held in the Courtyard of the Military Academies at Fort Tiuna.

Next April 19 "We will enter the Bicentennial Cycle, this cycle will be of twenty years, let's get ready then for the next 20 years -2010 to 2030 - there will be memorable journeys, will be the next years of struggle and battle. We are bound, Two hundred years later, to go out to defeat the nefarious legacy that has given almost always the victory to the traitors, the bourgeoisie and the empires. Enough of so much defeat, there are no more spaces for traitors! ".

This cycle begins with the commemoration of the two hundredth anniversary of the overthrow of the empire and the installation of the First Patriot Government. It comes by 2021, when we will celebrate the two hundredth anniversary of the Battle of Carabobo. In 2024 will be the two hundredth anniversary of the Battle of Ayacucho. In 2025, two hundred years since the founding of Bolivia. In 2028, two hundred years of the return of Bolivar to Caracas.

A big test

"It will be a great test, because we come carrying an original sin: in 1828, Bolivar returned to Caracas, the oligarchy was awaiting him and proposed him to be crowned as king. Bolívar said: "Liberator... or Dead", Bolivar did not lend himself to the betrayal, and they expelled him. Now, let us ask now, where was the people, where was the army? "They left him alone!, our father was expelled and nobody came out here to try to prevent it, the people and the army were dying, and Bolivar left out being hated, reviled and vilified. "

The national ruler reflected by explaining that "the Grand Marshal of Ayacucho, Antonio José de Sucre, was also denied the entry to Venezuela, he was expelled, and the oligarchs celebrated the bullet that killed him in Berruecos. So I invite you to celebrate in 2030 the two hundredth anniversary of the resurrection of Bolivar and the final triumph of the Bolivarian Revolution. "

"The eternal homeland will be celebrated, that homeland is called a Socialist Homeland, today already our Homeland, either it is socialist, or it is not a Homeland, so we say Socialist Homeland, or death!", stressed President Hugo Chávez.

In his words he criticized the dark intentions of the stateless oligarchy "that keeps dripping hatred, but we are invulnerable to hatred. The Venezuelan homeland is the homeland of the people, A big Homeland, and a Good Homeland."

On February 4th he said that day "not only did happened a military and popular insurrection, that day was made impossible in Venezuela a right wing military coup. When doing the analysis of the history, that detail should be noted."

18 years of the historic feat of February 4

RNV-Presidential Press
5 Febrero 2010

About midnight, close to dawn on Tuesday, February 4, 1992 began the "Ezequiel Zamora" insurrectional operation. Its background: poverty, repression and corruption that plagued the Venezuelan people, and the hopes in the soul of a nation to change a system already run out: neoliberalism and Pact of Punto Fijo.

The starring actors were civilians and militaries driven by ideals of justice, of homeland, and therefore the intention to change a government whose policies conformed to the interests of a minority, subject to the rules of international organizations that offered help in exchange for the sacrifice of the people, and that in consequence was beating the quality of life of the majority.

The actions were led by Lieutenant Colonel Hugo Chávez, and with him, Francisco Javier Arias Cardenas, Yoel Acosta Chirinos, Jesus Urdaneta Hernandez and Jesus Ortiz Contreras.

These men, born from the womb of the people, and that the night before had left their homes and families, directed combats for about 15 hours in Caracas and the states of Zulia, Carabobo and Miranda against the forces of the government led by Carlos Andrés Pérez.

The scenarios were the military garrisons, the Military History Museum, the Parachutists Regiment of Aragua, the Armored Brigade of Valencia, the Miraflores Palace and the Generalissimo Francisco de Miranda Airbase.

Meanwhile, a people eager to know who was the leader of this insurrection that momentarily puzzled the country and then shook their hearts and ideas. A people who three years before had massively taken the streets in a desperate attitude to reject the policies of the government of Carlos Andrés Pérez.

The insurrection failed. It was betrayed hours before the operation started. Then began the painful surrendering, and about noon of February 4, the Ezequiel Zamora insurrection had a face. Facing the TV cameras was Hugo Chávez Frías, assuming and acknowledging, with a message that anticipated to us their mettle and the steps to follow: "Comrades: unfortunately, for now, the goals we set were not achieved".

Today, 18 years after these events, the ideals that motivated them have been highlighted, have transcended the country and travel the world. With February 4, was struck down the Pact of Punto Fijo, and was generated a new political reality in Venezuela. In the economic and social scopes, the construction work stands still.

Erradicación del analfabetismo y acceso a la educación son los pilares en 11 años de Revolución

Caracas, 02 Feb. ABN.- La garantía del acceso a la educación, como derecho fundamental que establece la Constitución de la República Bolivariana de Venezuela se ha cumplido a plenitud durante los primeros 11 años de Revolución, que lidera el presidente Hugo Chávez, hecho que se ha logrado debido a los diversos programas educativos que ofrece el Gobierno y cuya incorporación permiten que un mayor número de habitantes tenga acceso a este beneficio.

Prueba fehaciente de algunos de los alcances y beneficios brindados por Gobierno Nacional al pueblo venezolano en materia de educativa durante poco más de una década lo reflejan los siete millones 598 mil 497 personas que tienen acceso al estudio en todo el territorio nacional, los 4 mil 328 nuevos planteles que se han distribuido en todo el país y ampliación de la matricula atendida por el Programa de Alimentación Escolar (PAE) con un 60% de cobertura en la educación oficial pública.

El proceso revolucionario educativo cuenta también entre sus grandes logros con la Misión Robinson I, programa social que hizo que Venezuela fuera declarada libre de analfabetismo en el año 2005 y con el cual han sido alfabetizados 1.652 venezolanos en cinco años. A este programa se le dio continuidad a través de la Misión Robinsón II, el cual ha permitido que 427 mil 559 personas hayan terminado la educación primaria entre los años 2006 y 2008.

A través de las misiones educativas se han graduado 3,4 millones de personas de diferentes edades y un total de 3.461.992 mujeres y hombres se han graduado en misiones educativas, avanzando así en la inclusión social educativa.

Gracias al método “Yo sí puedo”, creado en Cuba y adaptado a Venezuela, se han alfabetizado 1,6 millones de personas para que Venezuela fuera declarada “Territorio Libre de Analfabetismo” de acuerdo con los criterios de la Organización de las Naciones Unidas para la Educación, la Ciencia y la Cultura (Unesco).

La Unesco declara a un Territorio Libre de Analfabetismo si llega a una tasa de 4%, el cero absoluto no se puede alcanzar porque existe el límite de analfabetos irreductibles (personas que se resisten al proceso de alfabetización). Sin embargo, Venezuela superó la meta exigida al ubicar su tasa en 0,10%.

En total la Misión Robinsón I ha graduado 1.652.337 mil personas, la Misión Robinsón II 427.559, mientras que la Misión Ribas ha ofrecido educación a unas 450.503 personas, la Misión Sucre ha beneficiado a 30.993, la Misión Cultura 32.824 y la Misión Che Guevara 867.776.

Para 1988 la tasa de escolaridad era de 85,2% pero desde que empezaron a cobrar la matrícula en las escuelas públicas, esa tasa presentó una tendencia decreciente gracias a una de las primeras medidas tomadas por el Gobierno Bolivariano, de prohibir este cobro, la tasa de escolaridad subió a 93,12% para el 2008.

Unos 684.782 niñas y niños se han incorporado a la educación básica. Venezuela alcanzará en el año 2012 (tres años antes) la Meta del Milenio referida a la universalización de la educación básica propuesta por la Organización de las Naciones Unidas (ONU).

Asimismo, para 1999 de cada 100 niños de edad preescolar, sólo 35,6 estaban matriculados y asistían a su escuela, pero gracias a proyectos impulsados por el Gobierno Nacional como los Simoncitos, que atiende a más de un millón de niños en edad de 0 a 6 años, en el año escolar 2007-2008, se matricularon 66,18%.

Entre los años 1988-1989, de cada 100 jóvenes, sólo 18 estaban matriculados, no obstante, gracias a los programas de educación media, diversificada y profesional aplicados por la Revolución Bolivariana, en el año escolar 2007-2008 se matriculó 42,35%.


Educación garantía de alimentación

El Programa de Alimentación Escolar (PAE) es un programa de inversión social, tiene como propósito esencial garantizar la atención alimentaria y nutricional a la población de niños, niñas, adolescentes y jóvenes estudiantes del Sistema Educativo Bolivariano.

La mayoría de la población escolarizada en educación básica es atendida con el Programa de Alimentación Escolar (PAE). Para 1999 existían 252.284 niñas y niños beneficiados, ahora se benefician 4.055.135 niños y niñas, es decir, que este beneficio aumentó en 1.507%.

El PAE tiene como misión contribuir al ingreso, permanencia, prosecución y rendimiento escolar a través del mejoramiento de las condiciones nutricionales de los niños y niñas, adolescentes y jóvenes mediante el suministro de una balanceada y apropiada ingesta alimentaria, adecuada al grupo etáreo, al turno y/o régimen escolar y a las características socio-culturales de su entorno, así como la época del año.

Para el logro de su misión el PAE cuenta con la participación consciente y responsable de los y las docentes, las familias, la comunidad educativa y la comunidad organizada y el fortalecimiento a la economía social a través de la incorporación de cooperativas, microempresas, asociaciones y concesionarias.


Inversión en educación

Para el Gobierno Bolivariano la educación es una prioridad fundamental que fortalece el desarrollo del país, por lo tanto en los últimos años ha aumentado significativamente la inversión en educación, de hecho, en1998 la inversión del Estado en educación estaba cerca de 3,38%, pero para 2008 subió hasta 7%.

A esta asignación del Gobierno central se le suman la inversión de gobiernos locales y regionales, así como los enormes recursos dirigidos a las Misiones Robinson I y II, Ribas, Sucre y Che Guevara.


Venezuela a la vanguardia en educación universitaria

Venezuela es el segundo país de América Latina con la matrícula de educación superior más alta, con un 83%, superada solamente por Cuba, quien ocupa el primer escaño con 88% de matriculación, según el Instituto de Estadística de la Unesco.

El Gobierno instaló 2 mil 127 centros informáticos en todo el país. Fueron creadas mil 515 aldeas universitarias y 108 mil 708 nuevos alumnos fueron preinscritos en 2009.

Según el Instituto de Estadística de la Unesco, Finlandia tiene el 92%, Grecia el 90% y Venezuela el 83%. El promedio de América Latina es de 29,6%. Se ha incrementado a 78 estudiantes por cada mil habitantes en Venezuela.

Los nuevos inscritos en la educación superior aumentaron de 1990 a 1998 el 26%, y desde 1999 hasta hoy se han incrementado en 193%.

En los últimos años de la IV República las universidades privadas estaban sobrepasando a las públicas. Estaba privatizándose casi toda la educación, ahora las privadas están creciendo a un ritmo mucho más moderado.

En Venezuela el número de egresados de institutos universitarios aumentó más de 142% durante los primeros 9 años de Revolución Bolivariana. Sólo en institutos oficiales, el incremento de egresados de institutos universitarios fue del 325,59% durante la proceso revolucionario, luego de mantenerse casi estáticos durante los 9 años anteriores.

Para el año 2007, el número de egresados de institutos universitarios públicos fue de 1.567.314 estudiantes, lo que representa un 73,4% del número total de egresados (sólo el 26,6% egresó de institutos privados).

En Venezuela, más del 24% de los estudiantes universitarios pertenecen a la Misión Sucre. Para el Año 2004, la matrícula del sistema de educación superior fue de 1.115.965 estudiantes, ahora para el 2008 alcanzaron una cifra de 2.260.222, incrementándose en un 102,53%.

El número de beneficiarios de la Misión Sucre aumentó un 1.202,67%, y favoreció a un total de 559.019 estudiantes para el año 2008.

Es importante destacar que están en proceso de inclusión educativa 1.432.736 hombres y mujeres, que aprenden a leer y a escribir; culminarán el sexto grado, el bachillerato o la universidad, además de la formación de oficios.

Se cumple con el proceso de alfabetización a través de las misiones Robinson I y II, y se consolida la continuidad de la educación a través de las misiones Ribas, Sucre y Cultura.

La misión que cuenta con la mayor cantidad de alumnos es la Misión Ribas, con 461.251, cuya finalidad es la continuidad y culminación de la educación media, diversificada y profesional. La Misión Che Guevara, que capacita y forma hombres y mujeres en actividades socio productivas con enfoque de economía social y solidaria, cuenta con 43.977 alumnos y alumnas, mientras que la misión robinson I atiende a 39.458 personas, la misión robinson II a 330.232 y la Misión Sucre a 557.818.

En el periodo comprendido entre 1990 y 1998, la matrícula de educación superior aumentó sólo en 139.252 personas.

Esta matrícula ha ido incrementándose constantemente desde 1998 hasta 2007. El número de alumnos y alumnas que han podido darle continuidad a sus estudios superiores se ha incrementado en 1.467.037, ya que para el 1998 la matrícula llegaba a 668.109 y en el 2007 se estimaron 2.135.146 estudiantes universitarios.


Lea también:
Representantes sector universitarios destacan avances del gobierno bolivariano en educación