WASHINGTON, 11 juni 2008 (IPS) - De Venezolaanse president Hugo Chávez heeft een controversiële wet op de inlichtingendiensten al na enkele dagen ingetrokken. Volgens de wet zouden burgers verplicht worden mee te werken aan spionageopdrachten van leger en politie.
De nieuwe wet verplichtte alle Venezolaanse burgers, openbare diensten, bedrijven en verenigingen om de inlichtingen- en contra-inlichtingendiensten “steun” te verlenen. Wie niet meewerkte, riskeerde vervolging. De inlichtingendiensten zouden ook kunnen optreden zonder gerechtelijk bevel.
President Chávez, die de wet vorige week had gedecreteerd, heeft hem dinsdag weer ingetrokken. “Men kan niemand verplichten iemand te verklikken”, zei hij. “Dit is een socialistische regering, die de mensenrechten respecteert, die niemand vervolgt en niemand zal vervolgen.” Hij vraagt nu dat het parlement, waar zijn partij de meerderheid heeft, een nieuwe wet maakt.
Padden
De president was zwaar onder vuur komen te liggen van niet-gouvernementele organisaties, de pers, leiders van de katholieke kerk en andere sectoren. De politieke oppositie eiste de intrekking van de wet, een jurist trok zelfs naar het Hooggerechtshof.
Maar wat Chávez waarschijnlijk het sterkst heeft overtuigd is dat de wet bij de bevolking meteen een slechte naam had en dat de media het voortdurend had over een wet voor verklikkers, ‘sapos’, padden, in de Zuid-Amerikaanse volksmond. Cartoonisten dreven er de spot mee door padden te tekenen. “Dit is een Get-sapo-wet”, stond bij een cartoon. Op de muren verschenen graffiti waarop een pad was te zien in combinatie met het verbodsteken.
Chávez’ bocht van 180 graden is opvallend. Sinds hij in december nipt een referendum over een grondwetswijziging verloor is zijn populariteit gedaald, zeggen de opiniepeilers. In november kiest Venezuela nieuwe gouverneurs en burgemeesters en voor Chávez, die sinds 1999 aan de macht is, zijn dit belangrijke verkiezingen. Hij wil opnieuw het voorstel lanceren om de beperking op het aantal presidentiële ambtstermijnen af te schaffen. Nu bepaalt de grondwet dat hij zich in 2012 niet meer mag voorstellen als presidentskandidaat.
Als de oppositie in november een aanzienlijk aantal gouverneurs en burgemeesters binnenrijft, dan vreest Chávez voor zijn eigen politieke toekomst.
Uitzonderingstoestand
De controversiële wet “creëerde een permanente uitzonderingstoestand in Venezuela”, zegt Rocío San Miguel van de organisatie Burgertoezicht op Veiligheid, Defensie en Leger. “De burger stond ten dienste van de staat, in plaats van omgekeerd. De inlichtingendiensten zouden zich in naam van de nationale veiligheid zelfs met het familiale leven hebben kunnen moeien.”
“De wet machtigde de politiediensten op te treden tegen personen of privé-eigendommen louter op basis van vermoedens, zeer gevaarlijk in een land waarin de politie gewoon is de mensenrechten te schenden”, zegt Marino Alvarado van de humanitaire organisatie Provea.
Volgens Liliana Ortega van de humanitaire organisatie Cofavic schafte de wet “in de praktijk het beroepsgeheim bij artsen, advocaten, priesters en journalisten af. Het onderzoekswerk van journalisten zou zo behoorlijk aan banden worden gelegd.” Kardinaal Jorge Urosa noemde de wet “een aanslag op het biechtgeheim”.
Chávez’ eigen partij, het gerecht en de nationale ombudsman hebben geen kritiek geuit op de wet. Minister van Binnenlandse Zaken Ramón Rodríguez Chacín, een voormalig legerofficier met veel ervaring in inlichtingendiensten, verdedigde de wet omdat er “in Venezuela altijd inlichtingen- en contra-inlichtingenactiviteiten zijn geweest, alleen waren ze nooit bij wet geregeld en gebruikten de politiediensten ze tegen de bevolking.” De minister wees ook op “de democratische wil van de president want hij heeft een fout toegegeven en rechtgezet.”
Ali Gharib